3L (3*) Laurier met drievoudig- geribde Bladen,
' ' die gepaard zyn.
Hoofdstuk.
De Boom , die in Oostindie Koelüaban o£
L^Cru ^u^ awan geheten wordt, is door L i n n a ü s
coetMzban, thans tot dit Geflagt betrokken. Zyft Ed. geeft
jiuo!i!fan' evenweI in bedenken, aangezien dezelve de Bladen
tegenover elkander, dat is by Paaren heeft,
’t welk in het Geflagt der Laurieren vreemd is ,
dat de Vrugttnaaking naauwkeuriger verdiende,
onderzogt te worden. Waarfchynlyk , als de-'
zelve die byna onzigtbaare Kliertjes aan de.
Meeldraadjes had , zo zou men hem'onbe-
fchroomd voor een Laurier erkennen.
- Deeze Boom is hoog en regt van Stam, wel
twee Voeten dik, en gelykt veel naar een Laurierboom
zegt R ump e iü s , terwyl de Bladen
veel overeenkomst met die van den Kaneel- of
liever van den- Casfia-Lignea Boom hebben,
zynde van figuur als een Piek - Y ze r ; waar door
nog nader het opgegeyene verfchil bevestigd
V°rdt (*)• De Takjes ftaan met hun drieën
by
O * ) Laurus Foliis triplmervüs oppofitis, Manlisfa altera
P* ?.3Z. Cortex Caryophylloides, Rumph. .Amb. II. p. 6s. T.
4. Co'elit Lawan. Epb. Kat, Cur. Dec. 2. Arm. 3. p. s.i.*
(*) Zie bladz. 339, Rumphius zegt, dat hy de Bladen by
elkander gehad , en vergeleeken hebbende , dezelven allen
bevondt diieribbig, glad, ftyf en Aromatiek te zyn van Reuk 1
en Sinaak. Die van de Kantel waren korter, breeder en
tonder; die van de Casfia lignea langwerpig en fpits; die van
de KoeUlaban kwamen naast tiaar aan, doch waren de langfte
t?n ftyfïre , en fchoon alle deeze Bladen naar Kaneel (maakten,
hacldeii de 'aatfte doek iets hyzonders in de Smaak,
ras??
bv één, doch de Bladen aan dezelven by paa- H* j * ■ * Afdpet 1
ren, zodanig dat het ééne Paar met het andere *
een Kruis maakt. Ik kan doch die Gepaardheid H oofd.
niet naauwkeurig in zyne Afbeelding waarnee-STUK*
men. Teder Blad is aan jonge Boomen een Span *
lang en vier Vingeren breed, maar aan oudere»**
Boomen zyn zy kleiner, De Kleur is aan de
bovenzyde hoog groen en glad , van onderen
naar het gryze trekkende. De drie Ribben, die
’er overlangs door heen loopen, puilen ook aan
de bovenzyde uit; ’t welk geen plaats heeft in
de voorgaande Soorten. De Vrugten gelyken
veel naar die der Laurieren, zynde langwerpige
groene Beziën, van grootte en figuur als de Eikels
, bevattende van binnen als een Bakelaar-
Boontje, dat rood- is en in twee deelen fplyt.
Maar , als deeze Vrugten omtrent de grootte
van een halfwasfen Olyf bekomen hebben, dan
krygende meeften zekere uitgroeijing, van eene
geele Meelachtige Stöffe,die ’er als uitbarflende
n?t voorkomt, en de geheele Vrugt allengs bekleedt
; waar door dezelve wanftaleig wordt en
misdraagt; zynde het Zaad daar in geheel verteerd.
Mooglyk is zulks aan de werking, van
zekere Infekten toe te fchryven. Ook hebben
dit alle Besfen niet, en in de Kaneelboom heeft
dat ook wel plaats.
Hoewel deeze Boom zynen naam daar van
heeft, dat de Bast naar Nagelen ruikt, weshalve
ook R u m p h i u s denzelven Cortex Cofyo-
phylloides tytelt j zo heeft hy doch met de twee
Y 5 ecr-
II. Deel. II, Stuk,
BS