Af “ k . twee SPannen lanS ’ en «"gevaar twee Handen
IX. breed. Drie dikke Ribben loopen ’er ook over-
HooFn. langs door been , die veele kleine Adertjes
Hout over<^wars ll’tSeeven. De Blommetjes, in Kroont
CaiM ^ies aan bet end der TLakjes voortkomende, zyn
Bo°m‘ witachtig groen, zonder Reuk, vyfbladig, met
v y f korte groene Meeldraadjes, die geelachtige
-Topjes hebben, in ’t midden» Op deezeBloempjes
volgen kleine Besfen, van grootte als onze
Aalbesfen, ryp wordende in ’t laatst van ’t Jaar.
De Bloeityd is in July en Augustus. De Boom
is altyd groen, en komt op Bergachtige plaat-
fen voort.
Uit de opgegeven langte en breedte der Bladen,
befluitik, myn Span en Handbreed afmee-
tende, dat deeze Bladen nagenoeg eens zo lang
als breed zyn. Dit zelfde bevind ik plaats te
hebben in de Bladen van een T a k , welken de
Hoogleeraar J. Burmankus , onlangs, onder
een Verzameling van uitmuntend fchoone
groote gedroogde Plantgewasfen, van Ceylonont-
vangen heeft, en waar aan de Vrugtmaaking zig
eveneens als in de door zyn Ed» op Tab. 27,
in de Vies. Zeyïanicus afgebeelde Kaneelbooms-
Tak vertoont; maar de Bladen zyn zo ovaal
n ie t, loopende wat puntig uit, ’t geen eigen
is aan de Folia Malabathri, die men in de A-
potheeken o f by de Drogisten vindt, en onder
dezelven komen ’e rvo o r, die veel fmaller en
volmaakt Lancetvormig zyn.
Dee-
Deeze Bladen komen nog , volgens de oude . 11 •
u A fdeel
Voorfchriften, in de Theriaak van Andromachus, jx_ *
de Mithridaat en andere famengeflelde Winkel- Hooi d-
middelen; Voor ’t overige hebben z y , heden-
daags 5 weinig achting. Dat zy voor de verlam- talboom*
ming van de Tong een byzonder Middel zouden
zyn , gelyk L imnjeus fehryft, is my wat
ongeloofbaar. Dat men ’e r , met warm Water,
een goede Baading o f Stooving van maaken zou
kunnen tegen de Pyneri der Gewrichten, is. niet
önwaarfchynlyk. Het Afkookzèl van den Bast
der Wortelen van deezen Boom, met Kardamoni
èn Noote Moskaat, in Wate r , zou tegen de
Büikpyn met vrügt gebruikt kunnen worden. Db
Bast van deh Boom, Syndok by de Ihdiaaneh
genaamd , is zeer dik en heeft een Kaneelachti-
ge Kleur , maar de Reuk en Smaak trekt naar
Kruidnagëlen , zyhde , zó ik bevind, heet eri
fcherp op .de Tong en niet aangenaam. Deeze
Bast wórdt in Indie dikwils voor de Cortex Coe-
Ulaban genomen.
Op Java en andere Eilanden, zyn nog andere
Wilde Kaneelboomen, die wederom een ander
flag van Bast, maar wfcinig met den Reuk eii
Smaak van Kaneel bezwangerd, uitleveren.
Mooglyk zal die B a s t, welke de Portugeezen
Canello di Matto noemen, ook daar toe belmoren;
De Bast van den Wortel deezes Booms
zo u , volgens G r i m m i u s , een aller - uitmun-
tendst tegehgiftig, verdunnend en zweetdryvehd
Middel zyn , leverende zeker vlug Ölieachtig
Y Zout
II. Deel» II» SïtJïSo
r t