Hi (2 ) Kornoelje-Boom , die de Bloemkroontjes
Af^ ei" van gslyke grootte met het Omwindzel
H o o f d - heeft.
STUK«
Co*™« Deeze voert gemcenlyk den naam van Kor-
■ mnxuia-. noelje - Boom , in ’t Latyn Cornus', in ’t Franfch
<&ewoone« CornouiUer of Cornier, in ’t Italiaanfch Cornioh *
i n ’t Engelfch Cornet - Tree , in ’t Hoogduitfch
Welfclie ~ Kirfchen, Knrkerbeeren en Kornet-
baum, om dat men zyne Vrugten aldaar Kornets
noemt. In Vrankryk en Duitfchland groeit
hy op veele plaatfen in ’t wilde, inzonderheid
in,, de Kreupelbosfchen van Ooftenryk. Som-
tyds wordt het een Boom van aanmerkelyke
hoogte, doch dikwils blyft het een Heeflerag-
tig Gewas, waar van men zelfs Heiningen in
de Tuinen kan maaken. Zyne Takken zyrr
knobbelig met eëne ruuwe Schors , en het Hout
is ongemeen hard en vast , bekwaam tot Tanden
van Molen'- raderen , Handvatzels van al-
lerley Gereedfchap, en wat dies meer is. Van
deeze hard- en taayheid des Houts, als Hoorn,
zou hy den Latynfchen naam hebben. De Bladen
zyn langwerpig ovaal, met eene punt aan
st end, gelyk die der Peereboomen, doch byna
( - ) Cornus Arborea , Umbellïs iavolucrmrr squantibus.
3ysf. Nat. XII. Tom. II. Geit. 149, Sp. 2. Hort, Cliff. gg,.
Hort. Ups. 9, RoYEN. Lugdbat. 249. DAl , Paris. 52.. Cornus
fylvesttis mas. C. B. Pin. 447. Cornus mas pumilio*
Clus, Hise.l.f, 13, /3. Cornus hórtenfis mas, C. li, Pin. 447-*
fta ongeilceld , eh met zekere Ribbetjes gea- t
derd» In ’t begin des Voorjaars, eer de Bla-
den nög uitgefchoóten zyn , bloeit reeds deeze Hoofd-
Boom, en is alsdan met geele Mosagtige Kwas-STU£»
tjes bedekt , zo dat hy zig fomtyds geheel
Goudgeel vertoont. Hier op volgen de Vrugten
of Befiën, die men Kornoeljes noemt, eerst
groen , daar na rood, en niet ryp wordende
voor de Maand Augustus, Z y komen ook by
Trosjes voort , en hebben de figuur, omtrent
van een O l y f , doch de grootte is niet meer
dan de helft van een Kers.
Deeze Vrugten zyn wrangagtig zuur van *ox*
Smaak , zeer verkoelende en famen trekkende ;
weshalve zy tot Stemping van den Buikloop en
al te groote Ontlastingen, als een Geneesmiddel
gebruikt .worden. Niettemin kan menze ook
als fCcrfen en Aalbesfen, zonder eenig hinder ,
eeten ; maar de Byënkorven moet men niet in
de nabuurfchap van deeze Boomen plaatzen,
om dat de Honig der Bloemen haar fchadelyk
is. De Kornoeljes worden, gelyk de Olyven,
in Vrankryk met Zout ingelegd, o f ook gekon-
f y t : men maakt ’er een fbort van Kwee-Vleefch
van met Suiker of Honig, dat geer verfris-
fchende in heete Ziekten en de Maag verwerkende
is. De onrype Vrugten, zo wel als de
Bladen van deezen Boom , zyn inzonderheid
zeer wrang en famen trekkende.
E (3) Kor