II.
Afdeel.
I.
H oofdstuk.
» H i r e , dat door den Heer C h o m e l ge»
„ volgd werdt, by; hoe dé Koude beftaat in
„ zekere zeer doordringende Zoutige deeltjes ,
„ moest de werking daar door nog fterker
„ en de uitwerking grooter zyn geweest.
„ Dat de hardfte of oudlte Boomen meer
„ tegenftand in deezen gebooden hebben,
„ die, om zo te fpreeken, den vyand verbit-
„ terde, lydt- geene twyfeling. Hunne dee-
„ len z y n , noodwendig , digter famengepakt,
„ en om die reden is het, dat zy hunne Bla-
,, den laater uitfchieten dan de anderen, wan-
„ neer, voor ’t overige, alles gelyk ftaat. De
„ ontwikkelingen, waarin de geheele Groeijing
,, beftaat , moeten aldaar langzaamer gefchie-
„ den, dan in de genen, die hunne deelen
,, zagter, biiigzaamer en meer met Sappen gq-
„ vuld hebben.
„ Ten opzigte van de oude Boomen gaf de
„ Heer H om b e r g nog eene byzondere re-
„ den van derzelver grooteren tegenftand.
„ Hunne Vezelen, die den hoogften trap van
„ aangroeijing bereikt hebben , en bygevolg
„ naar alle kanten zo veel moogelyk zyn uitge-
„ rekt, zouden geene andere uitrekking lyden
„ kunnen, en kanten zig derhalve met kragt
„ aan tegen de uitfpanning, ’t zy van het Wa-
„ terige Vogt dat zy Natuurlyk bevatten, ’t
„ zy van eene vreemde Vogtigheid. In te-
„ gendeel is het blykbaar , dat de Vezelen
„ van jonge Boomen nog veel bekwaamheid
33 heb'
,, hebben om zig uit te rekken, en veel me- ft*
,, de geeven kunnen. j
,, Verfcheide Boomën , die het geweld van Hoofd-
,j dien harden Winter fcheenen ontkomen teSTUS» .
„ zyn , om dat z y , door de bèweeging van het
„ Voorjaars Sap, wederom-Takken en Bladen
,, uitgaven; konden daar van in de Herfst
„ geen nuttigheid trekken, maar vergingen
„ t’eenemaah Als deeze gekapt werden, bevondt
„ menze veel zwarter en meer verbrand in
,, het Hart, dan in het Spint en naar den
„ Bast toe. Het H ar t,:d a t hardst i s , was
„ meer befchadigd dan het Spint , en reeds
,-, dood terwyl in het Spint nog een weinig
,, Leven 'ovcrbleéf ” (*). ; m,
Men vergeef my deezen uitftap', uit be- Leeftyd,
fchouwing van gëdagten Eikeboom geböoren.
Dat de LeeftydJ van: Vyfhonderd Jaaren niette
groot genomen zy m blykt uit het voorheen
gemelde * aangaande’ den Ouderdom der Boo- *i'.r>ee:s
men, waar van P l i n i ü s met veel ophef en,‘jiStIu3o<’
zeer . uitvoerig 'fpreekf. J o s e p h us verhaalt,
dat men ten'zynen tyde ,i zés Stadiën van de'
Stad Hebron , een Terbenthynboom zag, die',
federt de Schepping der Wereld in wezen was
geweest; Doch dergeiykê Getuigenisfen zeg-,
gen weinig. De Heer A da'ks o ^ heeft uit
verfcheide Waarneemiagen en Aanmerkingen
be-
('*) Hist. de L'Acjtd. R. des Sciences , 1710, pig. 7Ï, Octavo.
B