II. Deezen , in Siberie voorkomende, heeft de
Afdeel. p[eer ^ M M a n befchreeven, en de Afbeelding
H oofd- daar van, volgens de Waarneemingen van den
stuk. Heer M e s s e r s c h m i d , uitgegeven : zie
Ken- P l a a t X I , Fig. 3. Het is een Boom, die den
*** Stam niet hoog heeft, de Takken effen, Bladen
als die van den Kerfen- óf Kornoelje - Boom,
welke fpits getand zyn en wederzyds glad, met
lange Steden. De Bloefnfteeltjes, die Draadachtig
dun zyn, komen uit de Oxels der Bladen
digt by elkander voort. Zy draagen maar ééne
Bloem , die uit v y f rondachtige, holle, witte
Blaadjes beftaat, welke vry groot zyn, en twintig
Meeldraadjes bevat, korter dan de Stylen,
die zy ’er vyf heeft. De Meelknopjes zyn geel.
De Vrugt is een roode ronde Bezie , met v y f
Holligheden, in ieder van welken twee Eeltachtige
Zaadkorrels of Pitten zyn. De Kelk is
klein en valt af.
De Heer L i k n a ü 'u s merkt aan , dat zyn
Ed. dit Gewas tot den Mispelboom betrekken
zou , wegens de Bezie - achtige Vrugt, doch
dat hetzelve, uit hoofde van de dubbelheid der
Pitten, tot de Ooftboomen behoort. De Vrugt,
door hem in de Tuin van Upfal waargenomen,
hadt de figuur, vastigheid, Kleur en Smaak,
van een klein zuur Appeltje, doch de grootte
flegts van een zwarte Aalbezie , niet van een
Kers, gelyk dezelve door M i l l e r was afge-
beeld. Zy wordt laat ryp. Het Sap is, volden
Heer A m m a n , z o rood, dat het
die
gens
die Kleur aan Lywaat geeft. De Rusfen , in H.
Daurie , maaken ’er een Drank. van , dien zy A>'^IEIEU
Quas noemen , en de Vrugten heeten zy Jab- Hoofd-
lik i, dat is Appelen. Aan de Rivier SchilkaSTUK*
heeft M es serschmi d ze in July gevonden.
(6) Ooftboom, mei deMQgrimi aan Trosjes, vi.
de Bladen Zaagswys’ getand\ van onderen rïiivnia.
Wollig. peerenler‘
Deeze Soort heeft ’er thans onze Ridder by-
gevoegd , daar toe betrekkende de Pyrus Pol-
willeria by J. B a ü h i n ü s voorgefteld , en *
dus befchreeven als een zeer zeldzaam en fchoon
Geflagt van Peeren, in bezitting der Baronnen
van P o l l w i l l e r zynde , en Rotbirle genaamd.
Z y groeiden aan een Boom van niet
minder hoogte dan de grootfte Peerenboomen,
doch de Bladen kwamen nader aan die der Appelen
of liever aan die van den Berg-Sorben-
boom , Aria genaamd, maar kleiner, langwerpig
, valn onderen witachtig en met eene digte «
Wolligheid bekleed , van boven ook Haairig ,
donkergroen en glanzig, Zaagswyze getand. De
Bloemen kwamen in groote Trosfen, fomtyds
veer-
(6) Pyrus FloribuS Corymbofis, Foliis ferratis fubtiis to-
jwentofis. Mant. alt. p. 244. Pyrus Palwilleria. J. B.IUH, Hifl*
I. p. 59. Habitat in Getmania. Otto Munchausen. L. 8,
Zie WEINMANNS Kruidboek, Pl. N. 844. e.
II, Deel. i i . stuk.