lt* (6) Varronïa met fpits - ovaale bladen; de
A fd e e l . Aairen langwerpig,
Hoofd*
stuiv* Gelyk de voorgaande Vierde Soort, van de
..vu Groeyplaats haaren naam heeft, zo ook deeze,
mIYlI™-' die van de derde in hoogte en gertalte zeer
e< Mute. we*n'*8 verfchilt. Op Martenique ,, aan de kan*
nkkfe. ten der Bosfchen , heeft de Heer J a c q u i n
dezelve waargenomen.
L A ü G I E R I A,
Deeze Geflagtnaam is door den Heer,J a c-
q ü i n in de wereld gebragt, ter eere van den
HeerRob e r t L au g i e r ,H oogleeraar in de
Chemie en Kruidkunde op de Univerfiteit van
Weenen , die allereerst aldaar een openbaarcn
Kruidhof in orde gebragt en ’er Lesfen in gegeven
heeft,
De Kenmerken, behalve degemelden, zyn,
een Bloem die in vyven verdeeld is , en eene
Pruimvrugt met een Steen, die v y f bolligheden,
heeft.
De eenigfteSoort(i), in dit Gertagt bekend,
LaugUriasotn den bynaam van odorata , dat is., Weltdorata.
Wehicken* nOde,
„ (6) V'&rrmia Foliis ovatis acuminatis, Spicisoblongis. Syst.
Hat, Xl l . Tom. 11. p. i?6, Varronia Spicis oblougis, Foliis
ovato- acuminatis. Jicq. Amer, p. 41, Tab. XXXI1.
(I) Laugieria odorata. 1 S>J£. Hat, Xll, Tom. II, p. 177,
} .\C Q . Amer, p, 64. X . 1 7 ? « f , » 1 . L O E F J.. It, H:sp, p, 2 J 9 s
»71 , 305»
P e u t . a n ö r i a » 141
riekende , om dat de Bloemen by nagt een H.
fterken Reuk verfpreklen. De Heer Jacquin,Af™eu
die dit Gewas by Karthagena en de Havana , Hoofo-
in Bofchjes aan den Zeekant, waargenomenSTU**
heeft, zegt dat hét een regtopftaande, Takki-
ge Heefter i s , van tien Voeten hoog , met
oVaalagtigë , gefpitfte , effenrandige , gladde ,
gefteelde , gepaarde Bladen van twee Duimen
lang. Uit de Oxels komen Trosjes voort van
vuil roode Bloemen. Dë Vrugten zyn geheel
zwart, grootêr dan een Erwt en week. Uit de
Zaaden, in de Westindiën verzameld , zyn të
Weenen, in de Broeyhuizen, Heerters voort-
gekomen met en zonder Doornen ; weshalve
de Gedoomde en Ongedoornde van L o è f *
l i n o , zo zyn Ed. oordeelt, beiden hier t’huis
te brengen zyn ; niettegenrtaande hy in de
Westindiën geene Gedoomde hadt gezien,
. De laatstgemelde Heer, naamelyk, hadt dit
Gewas in Zuid - Amerika , by Cutataquiche ,
gevonden, en hetzelve voorgefteld onder den
naam van Edechia. Het groeide aldaar twee
Mans langten hoog. De Bloem was ccnbladig,
Trompetvormig , in vyven verdeeld , met v y f
Meeldraadjes , den Styl met een rondknoppi-
gen Stempel. De Noot o f Steen , der Vrugt?
hadt in de eene Soort vier o f v y f, in de andere
maar twee holligheden; zo dat de Kenmerken
, daar van afgeleid , gantfeh onzeker
zyn.
C E 8*