II.
Afdeel.
XII.
H oofdstu
k .
Naantjes-
Amandel.
De Heer L i n n je u s voegt ’er thans , als
een byzondere Soort, by , de Afrikaanfche
Naantjes - Perfik van T o u r n e f o r t , met
eene volle Roozekleurige Bloem , als ook de
Perfiaanfche Naantjes-Amandel van P ltjke*
n e t i u s , zeggende , dat dezelve de Takken
twee of drie Voeten lang,'effen, zwartachtig
paarfch heeft; de Bladen Lancetvormig, gedeeld
, geaderd , rimpelig , met Zaagswyze
Tandjes; de Bloemen dikwils twee uit één
Knop, ongefteeld: de Kelk rosachtig: de Bloemblaadjes
uitgegulpt, Vleefchkleurig rood ; de
Meeldraadjes bleeker: het Vrugtbeginzel en de
Styl van onderen, ruig: de Stoppeltjes dieper
Zaagswyze getand. Hy komt ook met dubbelde
Bloemen voor. Anders volgen ’er zeer
kleine ronde, ruige Perfikjes op, die niet zeer
aangenaam van Smaak zyn. De vermaarde
H e r m a n k u s vondt dit Boompje in ’t wilde
groeijende aan de Kaap der Goede Hope,
en , van daar in Europa t’huis komende, trof
hy het ook menigvuldig in de Tuinen der En-
gelfchen aan, van waar hy hetzelve in Nederland
deedt overbrengen , daar het nog tot Sieraad
nagehouden , en door aflegging gemak-
kelyk voortgeteeld wordt.
P runana
Flora incarnato pleno, Toiänf. Inß. Cis. Amygdalus
Ferfica nana Flore Carneo pleno. Pluk, vdlm. i8. T, o ,
f. 4.
P r u n u s . Pruimboom. II.
A fd e e l .'
XI1.
De onderfcheidende Kenmerken , van dit
Gellagt en het voorgaande, heeft onze Ridder stuk.
alleenlyk daar van afgeleid, dat de Steen der
Vrugt uitpuilende Naaden heeft. Voor ’t overige
is de Bloem zo wel vyfbladig en de Kelk
in vyven verdeeld, als in de Amandelboo-
men.
In dit Geflagt zyn , behalve de gewoone
Pruimboomen, ook anderen, en niet alleen de
Abrikoozen maar ook de Kerfen van meer dan
ééne Soort, t’huis gebragt; gëlyk hetzelve daar
mede begint, naamelyk
( i ) Pruimboom, die de Bloemen aan Tros Jen i.
heeft, de Bladen af vallende, van acteren
om laag met twee Kliertjes. vogel-
Onder den naam van Padus is deeze by de
Autheuren bekend, of ook wel onder dien van
Vogelkerfen, welken hy b y D o n o N ^ u s voert,
die zegt, dat fommigen het Gewas voor den
opregten Kuifchboom hadden aangezien. Hy
noemt
( j) Prunus Floribus Racetnolïs, Foliis décidais, Balïfiibtus
liiglandulofis. Syst. Nat. XII. Gen. 620. p, 34t. Padus Glan-
dulis duabus &c, Hart. Cilff, 185. Fl. Suec. 396,431, Royen
Lugdbat. 269. Ha l l . Helv. 397, Padus Foliis annuis, Fl.Lapp,
158. Ceiafus racemofa fylveftris Fruólu non eduli. C. 2.
Pin. 4 j i , Tourne. Inß, 6zC,