II. hof aanmerkt ; doch L i n s c h o t j ï n hadt
A fdeel, zulks verhaald. A c o s t a meldt, dat de Vrugt
Hóófd- WeIke de Malabaaren en Portugeezen Carambo-
stuk. las, de Maleijers en andere Indiaanen Bolimba
vyfbock- noemen ,Jsoonii door Sleuven als in vieren verdeeld
is , ’t welk reeds een aanmerkelykverfchil maakt
met R d m p h i u s , die deeze Blimbing, welke
men op Malabar Vyf hoek noemt, aldus befchryft.
Het is een Boom, die den Stam ongevaar èens
Mans langte hoog h e e ft, met eene fierlyke
Kroon , als een Zonnefcherm uitgefpreid, gee-
vende dus een aangenaame Schaduw. De Blad-
lteelen hebben vier of v y f Paaren van Bladen,
die wat naar Pruimbooms - Bladen gelyken,
""doch veel kleiner zyn , wordende naar ’t end allengs
grooter, en het uiterfte allergrootst. Van
boven zynze bly-groen, doch van onderen wat
graauwachtig , fluitende zigby nagtnederwaards.
D e Bloefem komt Trosachtig zo wel uit de Takken
als uit het bovenfte van den Stam voort.
De Bloemen , die roodachtig z y n , komen uit
een Klokswyze Kelk, en beftaan uit vyf Blaadjes.
De Vrugten, grooter dan de grootfte Pruimen
, zyn wel doorgaans in v y f, doch fomtyds
ook in vier , zes o f meer Ribben verdeeld, ’t
welk al naby aan de agt Ribben komt. Haare
Kleur is-? ryp zynde, geelachtig, en dan bevatten
zy een Sappig Vleefch, zyndê van een rin-
fen Smaak. Men vindt ’er zoeten en zuuren
van, de eerden worden raauw gegeten, en zyn
dus
dus zeer gezond , voornaamelyk in heete Ty- II*
den, en zelfs in Koortfen; maar de zuuren g e . A fdeel,
bruikt men niet dan by de Spyzen gekookt o f H oofd-
ingelegd en gekonfyt, even als van de voorgaan- stuk.
de Soort gezegd is.
(3) Averrhoa die de Vrugten aan de hloote Ui.
Takken draagt, zynde rondachtige Appe-a{f^rrhoei
len. . zuurhnoop.
7 Boom.
Dit laat zig zeer wel dus bepaalen, doch de
manier der Vrugtdraaging kan niet tot een on-
derfcheidend Kenmerk verftrekken in dit Ge-
flagt; welks algemeene Kenmerken wel mogten
opgegeven zyn , dat de Vrugt in alle Soorten
voortkomt uit de bloote Stam en Takken; iets
’t welk maar in weinige Boomen plaats heeft.
Men noemt dit het Cheramela - Boompje , en
zegt dat hetzelve een taamelyk dikken Stam
hadt, doch laag bleef op Ambon. alwaar het
van Java gebragt was. De Heer J. B u r m a n-
nus noemde het , Indifche Appelboom, met
een kleine, ronde, zuurs, geftreepte V ru g t,
wordende Nelli o f Nellika geheten by de Cey-
loneezen. Op Malabar noemt men hetzelve
Ne-
( i ) ^Averrhoa Ramis nudis ftu&ificantibns, Psrais fubro-
tundis. Flor. Zeyl, 179. Cheramela.' Rumph. Am». VII, p»
3+. T. } } . f. 4. Neli poli. Hort. Mal. Hl. p.' S7. r . 4: