II. waar van de eerfte en vierde tot de, Boomea
Afdeel. behooren.
stuk.° C1) Nyctanthes met eenen vierhoekigen Steel,
i. de Bladen fpits ovaal; de Vrugthuisjes
Fliezig m plat.
lis.
Van den Droevigen Boom der Indien, hebben
verfcheide Autheuren gewag gemaakt;
doch het is onzeker , o f zy deeze Soort, dan
eene andere , bedoeld hebben. Sommigen geer
ven ’er de grootte van eert Qlyven-, anderen
van een Pruimboom aan , en de Bladen worden
van C l u s i ü s by die der Myrthen, van
■ anderen by Pruimboom of Salie - Bladeren ver-
geleeken. Allen, melden zy , dat de Bloemen
fierlyk en van eenen lieflyken Reuk zyn ,
doch niet dan ’s avonds ontluiken en ’s morgens
verwelken , wordende van de Indiaanei
geplukt, en als Saffraan in de Sausfen en Spy-
zen gebruikt, om dezelven een fraai je Kleur
en aangenaamen Geur te geeven.
R a ju s oordeelt, dat de hier aangehaalde
Malabaarfche de regte Droevige Boom van
A c o s T A en anderen, zy. Het is een Boom
<jie drie o f vier Mans langten hoog wordt ,
met een uitgebreide Kroon van digt L o o f ,
groei-
(i) Ny&Mthes Caule tetragono, Foliis ovatis acuminatis,
?cricarpüs membranaceis compresfis. Syst Nat. XII. Torn.
ÏI* P’ f» f l , ZeyU .ii. Arbor triftls Mytto fimilis. C B,
Fin, 469» Matija-pumeram, Hert. Mal. I. p. z-i.T. 25.
D i a n d r i a . 41
groeijende op Zandige plaatfen in Oostindie. I t ’
'De Stam wordt omtrent een Voet dik, met Afi^ kl.
eene Afchgraauwe Schors: de Bladen, die aan Hoofd-
Knobbelige Takjes of Looten , tegenover elkan- s tu k .
der, groeijen,zyn dik enruuw, van boven don-Uyeianthm.
ker groen, van onderen witagtig en met eene
Wolligheid bedekt, op de zydcn een weinig
gekarteld. Uit de oxels der Bladen komen
ftyve Steeltjes voort , die zig in driën verdeden
, en welker Takjes ieder v y f witagti-
ge Bloemen draagen , die uit zes , zéven o f
agt Blaadjes famengefteld zyn , welke in de
Zonnefchyn zeer glinfteren. Tw e e Meeldraadjes
hebben z y , met dikke Hoofdjes. De Vrugt
is platagtig groen , met twee rondagtig platte
Zaadkorrels, De Bloemen zyn niet alleen ten
uiterfte aangenaam van Reük, maar ook zeer
Harriterkende en van bitteragtige Smaak ,
wordende derzelver Pypjes door ’t droogen
geel, en dan, met Sandelhout gemengd zynde,
tot eene Zalve om het Lighaam te beftry-
ken , van de Indiaanen gebezigd.
(4) N.y&antbes, die de Blad- en Bloemfieel- IV*
tjes ruig heeft. '
* Nagcblosj.
peeze wordt in de Aantekeningen op denmen*
M a f
t ) NyElanthts petlolis peduncuüsque villofïs. Syst, Nat.
XII. Toni. II. p, 8. Rava - poa. Hort. Mal, IV. p, <19,
■ y. 43. RAJ. Hiß. 1502. BURM. PI. Ind. p. 4.
C j
II« OfEL. II. Stuk.