IÏ. 5J der, en eindelyk door den Ouderdom zo dik
AVII1L*>> aIs Terpenthyn.”
H oofd • H a s s e l Q u i s t , die in Paleftina en Egypstuk.
te geweest i s , den echten Balfem van Mekka
Jh{foVan°^ Opabalfamum befchryvende, zegt, „ dat
„ deszelfs Kleur geelachtig doorfchynende is;
,, de Reuk Harstachtig Balfamiek , zeer fterk
„ en aangehaam: de Zelfftandigheid zeór taay,
, , de Vingers vast aan elkander doende kleeven:
, , men kan haar in lange Draaden uitrekken, en
,, dezelve wordt, in het Klimaat zelfs van Na-
3, tolie, door de Hitte van de Zon naauwlyks
„ ooit vloeibaar.” Hy hadt dien Balfem dus,
door een Turk regtftreeks van Mekka aangebragt
zynde, gezien en befchreeven , en vernomen,
„ dat men denzelven onder de Turken voor een
„ groot Maagverfterkend Middel houdt, tot
„ drie Greinen daar van inneemende, en voor
, , een uitmuntend Wondmiddel, mids eenige
„ Druppels daar van laatende druipen in een
„ verfch gemaakte Wonde, die daar door in 5t
s, kort tot Heeling gebragtwerde.” Maar, hoe
dit gefchieden kan, als deeze Balfem zelfs dooide
Hitte van de Zon niet vloeibaar wordt, ver-
ftaa ik niet. ’t Is waar , men zou ze ten dien
einde door Vuur kunnen fmelten,doch dan moet
die zyne voornaamfte kragt verliezen, en hy laat
Jer op volgen, hoe men de Proef van de Echtheid
deezes Balfems neemt, zeggende; ,, men laat
„ een Druppel daar van in een Glas met zuiver
„ koud Bronwater vallen; indien deeze Druppel
.3» °P
op ééne plaats blyft, dan is de Balfem van ïlr
„ weinig waarde : maar zo dezelve zig op het y j j i /
oogenblik der invallingals een Vlies uitbreidt, hoofd -
,, en men kanze met een Haait o f Zyden Draad stuk.
„ van het Water zodanig afneemen , dat het-
, zelve even helder als te vöoren b ly ft, dan is
„ men verzekert, den oprechten Balfem te heb-
„ ben.” A l p i n u s ondertusfchen hadt aangemerkt
, dat het waare Kenmerk van deezen Balfem
daar in beftond, dat het Water, waar in
men hem liet druipen , troebel en Melkachtig
wit daar door wierd (*).
Het een en andere kan men overeenbrengen*
wanneer men op een andere plaats van dien
Autheur leest; „ dat deeze Balfem* Wegens zy»
„ ne dun en ligtheid,in ’t eerst niet onder Wa*
„ ter za k t, maar zig op de Oppervlakte uit-
„ breidt, en vervolgens door de Koude verdik-
, kende zin k t: dan kan menze met een Stokje
„ geheel daar uitneemen, doch het Water blyft
„ Melkwit en troebel.” Voorts vind ik by G e -
o f f r o y uit de Brieven van L i p p u s , die
ook in Klein Afie geweest is , aangemerkt, dat
Jer heden drie Soorten van Opolalfcmum zyn : de
raarfte zo dun als Water., die door infnydingen
van
( * ) Suceum Bajfami in Aqu;1 inftillatum et liquatum ,Co-
lorem Laftis accipere Dïoscorides fcriptum reliquit, quod
verisfimum est : quinimo hoe est fignum infeparabile proprium
quod fiddius ostendit veriun fuccum Balfami, ab aliis vitiatis
pro Opobalfamo a multis acceptis. De Plant, M g y fn , p.
T 2