m De Hoogleefaaf J. B u r m a n k u s heeft,
Afdeel. jn Zyn g j . Thefauriis Zeylanicüs, e'éne Afbeel-
H oofd- ding van deeze Soort, die onder den naam van
stuk. Chanfchena -pou inf de Malabaarfe Kruidhof, als
Sta*,- • de vierde Soort van Mandaru , befchreeven
wordt, zynde een Boom van by de twee Mans
langten hoog, met den Stam byna een half Voet
dik, en eene zeer uitgebreide Kroon. De Bladen
zyn veel kleiner dan in de voorgaanden , zeer
zagt en "Wollig, fterk van Reuk, en fluiten zig
by hagt met de twee Kwabben tegen elkander
aan te trekken. De Bloemen zyn bleekgeel,
hebbende één der Bloemblaadjes , dat overend
Raat, een paarfche Vlak aan de Nagel. Dit
vind ik niet by den Heer B u r m a n n u s opgemerkt
, die alleen zegt, dat de Bloem geelachtig
en geftreept i s , met tien Meeldraadjes
voorzien, en den Styl byna de helft langer heb.
bende: zynde deeze Bloemen zeer groot en over
de ééne zyde hellende, gelyk in de Soorten van
Senna» waar toe dit Gewas in het Kruidboek
vaii H e r m a n n u s betrokken was. De Peulen
, van taamelyke langte, bevatten zeer kleine
Boontjes. Deeze Soort komt voor ia de Euro-
pifche Kruidhoven.
(8) Bau-
1+7. Roven Lugdhat. 46+. Bauhinia Folii's fabrotundis, Flore
flavescentê ftriaro. Burm. Zeyï, +4, T. 18. Burm. F[, lr,i,
p. 94. Canfchena-poii. Hort. M a l, I, p, 63. T, 35,
(8) Bauhinia met ovaale Bladen, de Kwabben II*
gefpitst en half ovaal. < Afdeel#
H oofd-
Deeze Soort verfchilt van de andéren meestsTuK.
door de figuur der Bladen. Zy wordt elders vvi.
genoemd Bauhinia , die ongedoornd is , metacuminata.
Hartvormige ten halve gedeelde Bladen, de Slip-||Itsbladi'
pen fpits - ovaal regtopftaande en gaapende.
B rown e zegt, dat zy losfe Aairen aan ’t end
der Takken heeft. S l o a n e maakt van derge-
lyken Boom gewag, die naar de Basterd • Senna
o f Aspalathum gelykt, met zodanig verdeelde
Bladen, dat zy zig als twee opéén Steeltje ver-
toonen. De Felutta Mandaru, van den Mala-
Baarfen Kruidhof, behoort hier toe. Dezelve is
laager en kleiner van Gewas dan de voorgaande,
eens Mans langte hoog , met den Stam een
Arm dik; de Bladen fterk geribd , en zeer diep
ingefneeden, maar met fpitfe Punten; de Bloemen
zeer wit, ongevlakt en zonder Reuk, zeer
fyn geftreept: de Peulen o f Haauwen kort doch
ook plat en een weinig krom, met Boontjes die
wat minder plat zyn en geelachtig van Kleur.
Voor ’t overige, wat de kragten aangaat, komt
dee-
(%) Bauhinia Foliis ovatfs, Lobis acuminatis, fèmi-ovatis.
Syst. Nat, XII, Bauhinia inermis &c. Hort. Clijfi. 157, Fl.
Zeyl. 1+8. Bauhinia Foiiis bilobis &c. Brown. Jam, 286»
Senna: fpuriac aut Aspalatho affinis, &C. Sloan, Jam. 150.
H ifi. I. p. 51. Velutta Mandaru, Hort. Mal, I. p. 61.
T. 3+*
A a 4