II.
A fdeel,
z!
Hoofd '
STUK.
Catsjoe
Appelboom*
’t Is verder zonderling , dat deeze Vrugten
met het dunfte end aan den Steel zitten, waar
door zy meer naar Peeren gelyken. Ik vond,
onder het doorfnyden , een Herken Reuk daar
in , meest trekkende naar dien van fommige
rottende Appelen. Juffr. M e r i a n zegt, dat
'’er tweederley Boomen vanzyn, met wit Bloei-
zei en geele o f met rood Bloeizel en roode
Appelen. De meeficn, die wy hier krygenf,
zyn bruinrood. Op de Bladen vondt zy een
zeer ruige witte Rups, met lange witte Haair-
lokken , welke haar de Glas-Kapel uitleverde.
Aan de Kust van Malabar groeit een Boom ,
ICcip ci Maya genaamd', die overeenkom (Hg
fchynt te zyn met den Acajou - Boom. De
Vrugten , immers, worden eveneens befchree-
ven, en men merkt aan , dat de Boom, gekwetst
zynde, een heldere Gom, zeer naar de
Arabifche gelykende , uitgeeft, ’t welk ook irr
de Westindifchc plaats heeft. R umphius
fielt vast, dat de Cadjoe-Boom, dien men in
Oostindie heeft, aldaar , door de Portugeezen,
uit Westindie is overgebragt, en dus niet Na-
tuurlyk aan Oostindie. Dezelve blyft ’er laag, en
brengt wel een Nieragtige Noot voort, doch
de Peer is zeer klein , naauwlyks de grootte
hebbende van een Eenden-Ey, zynde ook niet
zo geel o f zoet als de Westindifche o f Cey-
lonfche , en doorgaans wrang , zo dat menze
weinig eet : maar v?n de Pitten der Nooten
wordt aldaar veel gebruik gemaakt. De Indiaanen
D e c a n d r i a. 411
Tien werpen de Nooten op gloeijende Ko\ .
Jen; dan barften die open, en dus krygen zy FD^ *
'’er de Pitten ui t , welke van hunne Prinfen en Hoofd-
voornaame Luiden veel gegeten worden tot stuk.
opwekkinge van de Minnedrift.
L i n N JE u s heeft den Boom, die deeze Vrugten
draagt, als gezegd is , onder den naam van
Anacardium voorgefteld, en aan den Boom, die
het weezentlyk van ouds bekende Anacardium
draagt, den naam van Avicennia gegeven ; betrekkende
tevens de Acajou - Noot of deszelfs
fcherpe Olie, in de Dop vervat, by omkeering
Melligo genaamd, ook tot de Geneesmiddelen,
als dienftig zynde tegen Schurft en dergelyke
Huidkwaalen (*). Deeze veranderingen zullen
buiten twyfel veelen zeer oneigen voorkomen
, en baaren in de beoefening der Kruidkunde
een groote moeielykheid. Ik zal den ge-
dagten Boöm en Vrugt in ’t vervolg, op zyne
plaats, befchryven.
T U R r m a.
Van dit nieuwe Geflagt zyn de volgende Kenmerken
opgegeven. Uit een Klokswyze een-
bladige kleine Kelk , die vyftandig is , komt
een Bloem voort, uit v y f lange fmalle Blaadjes
beftaande, hebbende in ’t midden een Pyp-
achtig Honigbakje , binnen welks Mond tien
zeer korte Meeldraadjes, met Eyronde Knopjes.
Het
(*) pharm. Anacari, Oeeidmn Nux (Tefts melligo). Mat»
M d . N. ■ xoó. p. 70.
I ï . De e l . II. Stu k ,-