11. en van hardheid als Beuken - Hout. De Bladen
A fdeel- Zyn ovaa] } vier of vyf Vingerbreedten lang,
H oofd- mec uitpuilende Ribben en Aderen; de Bloemen,
stuk. aan ’t end der Takken troswys’ voortkomende,
Baifem vyfbladig ; waar op langwerpige ronde Peulen
Mm* volgen , die ryp zynde door drukking het Zaad
uitgeeven , dat de grootte en figuur heeft van
eeh Hazelnoot, van buiten bekleed met een
zwartachtig Huidje, waar binnen een geelachtig
Vleefch en een Pi t, die Hoornachtig taay is ,
zynde een lekkerny voor de Aapen.
Deeze Boom groeit in digte Bosfchen van
Brafil, binnenbands , als ook op ’t Eiland Ma-
ranhon en de nabuurigen, alwaar, in ’t heetfle
van den Zomer, door middel van diepe Infny-
dingen, een Olieachtige Harst uit den Boom
vloeit, die in ’t eerst helder is als verfch gedestilleerde
Terpenthyn - Olie , doch vervolgens
dikker en uit den witten geelachtig wordt. Een
dergelyk verfchil heeft ook plaats in het begin
en end der vloeijing, wordende die eerst uitkomt
voor den besten gehouden. Wanneer de
Boom op den regten tyd en diep genoeg inge-
fneeden wordt, kan men in drie Uuren wel
twaalf Ponden Baifem daar uit bekomen, en,
dan de Wond met Wafch of Kley digt ftryken-
de, zo loopt ’er , als men dat wegneemt, na
verloop van omtrent veertien Dagen wederom
een aanzienjyke veelheid van ’t gedagte Vogc
uit,
De Heer J a c q u i n vondt zodanig een Eoom
op
op Martenique , en geeft een zeer fraaije Af- U.
bedding van een Tak daar van met de Bloe-AF^2EL*
men, doch de Vrugten hadt hy niet ryp gezien.hoofd»
Hier uit blykt dat de Bladen gevind zyn vansruK.
drie of vier Paaren zonder oneffen Blad aan ’t nalfer»
end , Lancetswyze ovaal , glanzig, fterk gea
derd; de Bloemen als gezegd is, wit van Kleur.
„ De Boom groeit, (zegt zyn Ed.), overvloe-
„ dig by de Stad Tolu, dertig Mylen van Kar-
„ thagena a f , vermengd onder die Boomen,
„ daar de Balfamum Tolutamm , Peruviamm
s, en anderen , uitzypelen. De laatstgemelde,
„ naamelyk, heeft zynen regten naam niet, als
m nergens in Peru vallende, maar in Terra fir-
„ ma, van waar men hem derwaards gebragt,
„ en ■ uit Peru wederom in Europa overgevoerd
„ heeft : weshalve de Europeaanen meenden
„ dat hetzelve zyne Groeiplaats was. Dit kan ik
„ op ’t bericht der Ingezetenen van Karthagena
„ verzekeren. Tot myn leedwezen had ik geen
,, gelegenheid , om die Boomen op de plaats
„ zelve te gaan onderzoeken , hoe naby ik my
,, ook daar aan bevond.”
Aangaande den Baifem Copaïve merkt hyne Baifem
«an, dat door het inwendig gebruik van denzeI-ComPa've*
ven, door middel van Eijer-Doijer met Water
gemengd, en Infpuitingen van den louteren Baifem
in de Waterwegen, de Amerikaanen zig op
veele plaatfen van eenen Vuilen Zaadvloed wee-
ten te geneezen. Dergelyke dienst van deezen
jfialfem is in Europa cok niet onbekend, doch
men
II, Deeli ii. Stuk,