II.
Afdeel.
II.
Hoofdstuk.
Olyf.
ioom.
Aart.
God. De Olyf berg, jn ’t gezigt van Jerufa-
lem , was de plaats , welke ’s Werelds Heiland
tot zyne rustplaats verkoos; daar Hy
leerde en van waar Hy ten Hemel voer (*).
De Olyfboom i s , volgens C o l d m e u a -,
de eerfte in rang onder alle Boomen. Hy
was aan de Kuifchheid toegewyd en daarom
wilden de Grieken, dat de Olyven door Jongens
en Meisjes, die nog Maagd waren, zouden
geplukt worden. Het was by hun een
Heiligfchennis , zodanige Boomen moedwillig
te befchadigen of te vernielen. Maar vooral was
een Olyftak het zinnebeeld van Vrede , en
het uitfleeken van zulk een Tak ftrekte tot
een zelfde teken , als hedendaags dat van de
Witte of Vrede-Vlag ( f ) . Vyfhonderd Burgers
van Sidon kwamen Artaxerxes ,de Vrede
affmeeken met Olyftakken in de Hand. .Nog
heden dient het afbeeldzel van dezelven daar
toe in de Teken- , Schilder en Bouwkonst.
Men gebruikte weleer Olyfboomen tot aan-
wyzing der Landpaalen , en daar van is het
Spreekwoord , extra Oleas vagari, o f buiten
’t Perk treeden, afkomftig.
Dat deeze Boomen een hoogen Ouderdom
bereiken kunnen , blykt uit de Berigten van
P l i -
(*) Montis Olivifeti Christus de Vertice furfum , Ad Pa.
trem rediif. Prudent.
( t ) Pacifersque manu ramum pmendit Oliva, zegt Via*
D i A N D R I A . 25
P l i n i u s , die ons verhaalt, hoe de Autheu- Iï.
ren overeenftemmen , dat darzelver LeeftydAFDJEI®L‘
tweehonderd Jaaren beloopt. Ook zyn zy in Hoofd-
’t groeijen traag, en fchynen by de Eikeboo-STUK»
men niet te kunnen aarden , beminnende 5n Qbf*
tegendeel de nabuurfchap der Wyngaarden en
Vygeboomen. Zy worden zelden van Zaad
o f Pitten voorgeteeld , maar gemeenlyk door
Uitloopers vermenigvuldigd , welken men dan
gelyk de Appel .en Peereboomen ent , doch
liefst op hun eigen Plantfoen. Ook willen z y .
wel gehavend en niet ruuw' behandeld worden;
waar uit nog meer de Edelheid van dit
Geboomte blykt. M u n t I ng noemt het een
fchoon, aartig en met eeuwïgduurende aange-
naame groenheid verfierd Boomgewas.
De Kenmerken, volgens L 1 n n ^e u.s , z y n : Kenmer-
de Kelk een eenbïaderig, buisagtig, kleinken‘
Bloemkasje; met eenen viertandigen opgeregten
Mond; afvallende: de Bloem èènbladig; zynde
een Cylindrifche Buis, van langte als de Kelk,
met eenen vierdeeligen vlakken Zoom, die de
Slippen half ovaal heeft: .twee Meeldraadjes ,
tegen elkander over , Elsvormig , k o r t, met
overend Kaande Meelknopjes: het Vrugibegin-
zei rondagtig , waar op een enkele zeer korte
S ty l, die een tweedeeligen, dikagtigen Stempel
heeft, met uitgerande Slippen. HetFragt-
huisje een Eyrondagtige , gladde, eenhuizige
Pruimvrugt, bevattende eene langwerpig Ey-
B 5 ron