II; Onder de Plantgewasfen van deeze Klasfe ,
-n we^ en het getal der Stylen drie is , komt
H oofd- voor de
STUK.
S o r b ü s. Sorben-Boom.
Behalve dit, zyn de Kenmerken, wat de
Vrugtmaaking aangaat , wederom de zelfden.
De Kelk is in vyven verdeeld en ’t getal der
Bloemblaadjes v y f : maar de Vrugt een drie-
zaadige Bezie. Dit hebben echter ook verfchei-
dene van het voorgaande Geflagt, in welken
het getal der Stylen onzeker is. Men moet derhalve,
tot onderfcheiding , de Bladen te hulp
neemen, die in hetzelve allen min o f meer verdeeld
, in het tegenwoordige gevind, en in het
volgende onverdeeld zyn.
Hier komen drie Soorten in voor, als volgt.
j ( i ) Sorben-Boom met gevinde Bladen , die
Sorbus wederzyds glad zyn.
jiucaparia.
bezien-1 Onder den naam van Lyjlerbezie - Boom is
Booni' deeze bekend , dien hy deswegen voert, dat
men
( i ) Sorbus Bolus pinnatis utrinque glabtis. Syst. Nat. XII.'
Tom. II. Gen. 623. p. 343. HALL. Helv. 250. Sorbus Foliis
pinnatis. Hort. Cllff. 1S8. Fl. Suee. 400, 435. Mat. Mei.
23J. ROYÊN Lugdbat. 274. GrÖN. Oriënt. *i j i . Sorbus fyl-
veftris, FoHis domefticas fimilis. C. B. Pin. 415. Sorbus lyl-
veftris. CAM. Epit. 16I. Sorbus aucuparia. T ournf. Inft.
634. Sorbus iylveftris Alpina. LOR. Icon. 107. Ornus. D00.
Fempt. 834- Kruidb. 130S.
men de Besfen, daar van, veel tot Lyflervangen IT.
gebruikt. De Lyfters , Sneppen, Spreeuwen Af£eeu
en ander Gevogelte, naamelyk, zyn ’er gretig Hoofd -
naar, en dewyl dus deeze Boom den Voge-STÜK‘
laaren dienftïg is, zo voert hy den naam van^Jfjf -
Sorbus Aucuparia , of ook Ornus , in ’t Ita-Bqom-
liaanfch Ornitelli , in ’t Franfch Ftesne fylve-
jlre o f Wilde Esfchen, jegens de Bladen; by
ons Haver- Esfchen 'o f Ouaijlef-^ ja ook wel
Kwartelboom , in ’t Engëlfch Quickel - Tree. By
fommigen wordt hy Wilde Sorben-Boom genoemd
, en, wegens de gelykheid van zyn Loof
met dat van den tarpmen bf echten Sorben-
Boom , die ftraks volgt, komt hem die naam
beter dan den voorgaanden Haag - Appel - Boom
toe. De Duitfchers noemenze Vogelbeeren ,
dat is Vogelbesfen , o f ook Maalbeeren , de
Sweeden Runn.
De eigentlyke Groeyplaats .van deezen Boom
zyn de Bergen , zo van Europa als van de
Oofterfche Landen, en In de Laplandfche Wil-
dernisfen is hy zeer gemeen; doch hy wil ook
wel groeijen jin laager Gewesten, gelyk onze
Nederlanden. Men ziet hem aldaar dikwils
tot Sieraad , of ook om ’t gebruik der Befiën,
rondom de Hoven ert Boomgaarden geplant.
De Stam wordt wel een Voet en daar boven
dik. De Bast is witachtig. Hy maakt een
digte Kroon . van dunne Takken , wier Bladen
uit zeker getal van Paaren , dikwils van
agt Blaadjes , die ovaal en getand zyn , aan
Pp 3 eenea