IsBHMHHEbHHHk
404 T ienmannige Boomen.
II. Hier toe wordt de Malabaarfe Boom Tripa
Afdeel, betrokken , welken R a y Indifche Appelboom
H oofd- noemt , met eene Kalabas - achtige eenzaadige
stuk. • Vrugt. Dit wordt een Boom van wel zestig
boeten hoog, met een dikken Stam,'die eene
zwartachtige Schors heeft, van binnen rood >
zo wel als de Wortel, waar van de Bast geelachtig
is. De Bladen zyn ook dubbeld, met
de middelrib fcheef. De Bloemen komen hier
en daar aan de Takken voort, en worden gezegd
klein te zyn, uit vier Blaadjes beftaande
met agt Meeldraadjes , die roode Knopjes hebben.
De Vrugten gelyken naar fommige Ka-
labasfen, die ook fterk geknobbeld zyn, zy heb -
ben een dikken , Lederachtigen , Vleezigen ,
Bolfter, waar binnen een witachtige Noot, zo
wel als de geheele Boom van eene famentrek-
kende hoedanigheid, uitgenomen de Wortelen,
die Afgang maaken.
A n a c a r d i u m .
De naanwvan eene Vrugt, die door de Ouden
is voorgefteld en dus wegens haare gelyke-
nis naar een Vogel - Hart genoemd werdt, is
door LiNNiEüs aan dit Geflagt gegeven,
welks Kenmerken zyn: de Kelk in vyven verdeeld
, vyf omgeboogen Bloemblaadjes ; een
Niervormige Noot , zittende op een Vleezige
Vrugt,
De