Ik ben thans in eene geheele andere landstreek. De woeste,
naakte Boode-Zee-bergen, en de eenzame woestijn van Ber-
Seba zijn door eene zacht golvende vlakte vervangen, eene on-
afzienbare weide met de schoonste gras- en bloembekleeding, die
het oog slechts kan aanschouwen.
Maar ik mag onze 24 uren te Beit-Jibrin zoo niet voorbij
springen, en u op eens te Bkron brengen zonder iets te melden
van hetgeen ik tusschen beide plaatsen heb gezien.
Welnu dan, gij herinnert u, mijne tent stond het laatst opge-
slagen op het grasveld van Beit-J ebrin. Saleh was naar Hebron
vertrokken en ik bevond mij weder in eene meer beschaafde
wereld, dan die waarin ik gedurende de afgeloopen week had
omgezworven. De vriendelijkheid van Sjech m o s l e h had ons
ook de noodige verkwikking van goed voedsel geschonken, en
nadat ik gedurende een*paar uren, bij het genot van pijpen en
koffij, mijne tent vol bezoekers had gehad, bleef mij een aan-
gename namiddag over om de plaats rond te wandelen en de
belangrijke oudheden in oogenschouw te nemen, die r o b i n s o n
zoo uitvoerig heeft beschreven -*j. Met zijne reisbeschrijving in
de hand wandelde ik den 60Q voet langen muur längs, een muur
van zware, gehouwen steenen gebouwd, die de N.zijde vormt
van de oude, beroemde Romeinsche vesting (Eleuthropolis). Bij
de fraaije groote poort stond ik lang stil, vol bewondering over
het werk des bouwmeesters. Daarna bezocht ik het nu tot een
waren puinhoop vervallen kasteel, een mengsel van neergeworpen
muren, nog staande gebleven booggewelven en daartusschen de
opgetrokken hutten van eenige arme dorpelingen. De Noord-
Amerikaansche reiziger hoorde hier spreken van eene kerk met
schilderijen in den zuidervleugel van het kasteel, doch die
gesloten en begraven was onder de bouwvallen. Met de hulp
van een paar dorpelingen gelukte het mij door een gat in den
muur naar binnen te kruipen en deze zoogenaamde kerk te zien.
Het is een smalle gang, die de volle lengte heeft van den zui-
delijken muur van het kasteel, met zes pilaren, die door fraai
uitgebijtelde marmeren kapiteelen zijn bedekt. Schilderijen of
zelfs uitgehouwen ornamentwerk zag ik er niet. Dat deze gang
ooit tot eene Christenkerk heeft gediend, betwijfel ik, om zij-
nen vorm; maar dat de Mohammedanen hem tot eene bidplaats
1) Bibi. Bes. I I vol. p. 355 etc.
hebben gebezigd, is zeer waarschijnlijk en met de getuigenis
der inwoners overeenkomstig. Yandaar dat hetgeen weleer eene
staatsiezaal of gallerij van den Romeinschen bevelhebber is ge-
weest, nu bij de dorpelingen doorgaat als //de kerk” (el-keneiseh).
Ook de door r o b i n s o n vermelde groote onderaardsche ka-
mers en kuilen in de heuvelen ten W. van het dorp bezigtigde
ik; maar niet de nog veel grootere en met beeldhouwwerk ver-
sierde spelonken in de rotsen nabij den bouwval der kerk Mar-
Hannah, op een half uur ten ZO. van Beit-Jebrin gelegen. De
zon begon reeds te dalen en ik moest een van beide kiezen,
Mar-Hannah bezoeken, waarvan de dorpelingen mij groote dingen
verhaalden, of eene schets nemen van de bouwvallen van het
oude Eleuthropolis, die juist nu de beste verlichting ontvingen
van den geheelen dag. Ik gaf aan het laatste de voorkeur,
om u en mijzelven eene levendige herinpering van Beit-Jebrin
te bewaren. Terwijl ik met mijne schets bezig was, kwamen de
herders van de heuvel-hellingen met hunne kudden afdalen, om
ze te drenken aan den vijver, digt bij mij op den voorgrond.
Beter stoffage, en van günstiger effect kon ik niet begeeren.
De schrijver van de Biblical Researches heeft een groot aan-
tal bladzijden van zijne drie 8V0 deelen gewijd aan. de identifi-
catie van Beit-Jebrin met het Beto-Gabra van p t o l e m e u s , het
EleuthropoUs der Romeinen, de bisschoppelijke stad,en hetBeit-
Geberin of ook wel Gibelin der kruisvaarders, die het door de
Saracenen verwoeste fort in 1134 onder koning f u l c o van Je-
ruzalem weder opbouwden, doch in 1244 voor altijd verloren,
toen het door Sultan b i b a r s werd ingenomen. De ontdekking
is voor de Bijbelsche geographie van het hoogste gewigt geweest,
daar de plaatsopgaven van e u s e b i u s en h i e r o n y m u s Eleuthro-
polis als hoofdstation bevatten, van waar de afstanden van een
aantal andere steden en vlekken is berekend. Eleutheropolis
was geheel onbekend geworden. De naams-verandering had daar-
toe niet weinig bijgedragen; en zoo vreemd was zelfs de Ro-
meinsche vesting den Kruisvaarders, dat ze Gibelin met het
eene dagreis verder ten Z. gelegene Ber-Seba verwarden. Eene
ontdekking dus zoo gewigtig mag ik u wel aanbevelen in r o -
b i n s o n ’s eigene woorden na te lezen. Ik wil er slechts de bescheiden
opmerking bijvoegen, dat, terwijl wij hulde brengen
aan den schranderen en geleerden Amerikaanschen reiziger, wij
niet vergeten moeten dat, de helft yan die eer aan zijn land