van mijnen brief. Wij beiden zullen er dus bij winnen, indien
ik voor heden de pen nederleg.
6 Junij.
Na vijf dagen doorgebragt te hebben in Damascus, moet ik
u thans iets over mijne indrukken van deze wereldstad mede-
deelen. Laat het u niet bevreemden, dat ik mij slechts zoo
kort hier ophoud, en reeds morgen vroeg weder meen af te
reizen. Gij weet, dat mijne dagen in dit land thans geteld zijn,
en ik heb nog eenen grooten toer tusschen deze plaats en Beyrout
af te leggen. Maar al ware dit ook niet het geval, ik zou
gaarne de woelige stad en de gemakken van het hotel willen
verruilen tegen de heerlijke natuurtoonelen van den Libanon en
het verblijf in mijne tent. Misschien verwondert u dit; mis-
schien denkt gij, dat het verblijf in Damascus mij na het een-
zaam zwerven in bergen en valleijen bijzonder wellcom moest zijn.
Gij hebt de wonderstad welligt hier of daar met al de wärmte
eener Oostersche schildering beschreven gevonden, en verwacht
nu van mij eene soortgelijke voorstelling. Doch, mijn waarde
vriend! hoe rijk van stof het onderwerp ook wezen moge, en
hoe veel er ook over Damascus valt te schrijven, wat anderen
nog niet hebben vermeld, ik moet mij met deze dingen niet
inlaten. Vergeet niet, met welk oogmerk ik Damascus bezoek.
Ik zou mijne togten door Palestina niet als volledig kunnen
beschouwen zonder de stad gezien te hebben, in welker nabij-
heid de // dreiging en moordblazende saulus ” door den heek,
der Gemeente tot den Apostel paulus werd bekeerd, en binnen
welker poorten hij in het huis van judas drie dagen biddende
was, niet etende of drinkende, en blind door den glans van
het hemelsche licht, dat hem had omschenen, tot dat ananias
heen ging en, hem de handen opleggende, zeide: // sau l, breeder!
de Heer heeft mij gezonden, namelijk j e z u s , die u versehenen
is op den weg, dien gij kwaamt, opdatgij weder ziende
en met den Heiligen Geest vervuld zoudt worden. En terstond
vielen af van zijne oogen gelijk als schellen, en hij werd terstond
wederom ziende; en stond op, en werd gedoopt” x). Het
karakter en de ligging van Damascus, ziedaar wat mij herwaarts
bragt. Ware er overvloed van tijd, voorzeker ik zou niet verlegen
zijn, hoe hier mijne dagen nuttig te besteden. Maar het
tegenovergestelde is het geval, en ik moet mij in mijn bezoek
aan Damascus tot het doel beperken, waarom ik den Anti-liba-
non ben overgetrokken. Een denkbeeld nu van de ligging van
Damascus en hare omstreken, van het eigenaardige karakter der
stad, dat, ofschoon van Heidensch tot Mohammedaansch veran-
derd zijnde, nogtans veel van het oude oorspronkelijke heeft
behouden, dit kan men in korten tijd verkrijgen. Al bleef ik
ook nog weken en maanden hier, het zou mij met betrekking
tot deze dingen geen voordeel aanbrengen. Integendeel als ik
morgen ochtend de poort zal uitgereden zijn, dan zal ik moe-
ten zeggen: ik was slechts kort te Damascus-, maar ik was er
lang genoeg.
Yerschoon mij dus, dat ik eene stad, waardig om boekdee-
len te vullen, zoo kortelijk vermeld. Gij gevoelt het immers
zelf, eene beschrijving van Damascus ligt niet in het bestek
mijner reistogten. Eerder zoudt gij die van andere reizigers
mögen verwachten, die een pleiziertoer maken naar Cairo, Je-
ruzalem en Damascus, gelijk het tegenwoordig de mode is geworden
; reizigers, zoo als ik er te Liruzalem en nu wederom
hier heb aangetroflen, ginds klagende — ik zeg niet ten on-
regte — over al de onaangename dingen, welke zij hadden te
verduren, zieh weg haastende van de //heilige stad,” en met
nog veel grooter haast den kortsten en gemakkelijksten weg
nemende naar Damascus, zonder zieh veel om het land van
Israel te bekommeren, en eenmaal in de weelderige hoofdstad
van het Oosten aangekomen, schijnen te vergeten, dat zij op
reis zijn en spoedig weder naar hunne haardsteden en bezia-heden
moeten wederkeeren. Niet dat ik in het minst reizigers
zou willen voorschrijven, op welke dingen zij hun hart en ge-
negenheden moeten vestigen. De smaken zijn verschillend, en
ieder is hierin zijn eigen meester. Maar terwijl ik anderen in
hunnen smaak volkomen vrij laat, zoo mag ik billijker wijs het-
zelfde ten mijnen opzigte verwachten. Ik laat dan gaarne
aan de Damascus-reizigers over, te flaneren in de bazaars;
zieh te verlustigen in de prächtige badhuizen; in het gezelschap
van Türken en Arabieren hunne tsjibouk te rooken.
in de luchtige koffijhuizen längs de rivier; neder te zitten
H 25