Ware ik nog verder zuidwaarts gereden, ik had spoedig de
ruinen van de Silo bereikt, daar Turmus-Aja slechts een uur ten
W. van Kefr-es-Stuna is gelegen. Eene exploratie van het ter-
rein tusschen Silo en Janoah, en van Sichern tot Fasael is dus
met deze reizen, in verband met de vroegere van s c h u l t z , ten
uitvoer gebragt. Over het algemeen is dit bergterrein liefelijk
van voorkomen; hier en daar ontmoet men struikgewas, en waar
het land bebouwd is, ziet er het graan even voordeelig uit als
elders. Met geen woorden genoeg kan ik u echter de bijzondere
fraaije en vruchtbare valleijen beschrijven tusschen Bjaloud en
Jouris, een afstand van ruim een uur rijdens. Waarlijk, de
beste gedeelten van Falestina blijven den reizigers längs de
groote pelgrimswegen onbekend.
Te Jouris had ik eene uitmuntende rustplaats voor den nacht.
De dorpelingen, allen Moslems, kenden daoud, en beijverden
zieh om ons melk, eijeren en kippen te bezorgen met eene
vriendelijke gezindheid, die mij de ondervinding in het wes-
telijk Galilea voor den geest terug bragt, de ondervinding, dat
de landbewoners eenvoudiger en vriendelijker zijn, naarmate
men zieh meer van de groote wegen verwijdert. Doch wat ook
de hulpvaardige dorpelingen konden doen, den sirocco doen op-
houden, die nog steeds bleef aanhouden, konden ze niet. Ook
de nacht was heet, en niet alleen heet, maar daarenboven be-
naauwd door den zwaren nevel waarmede de dampkring was
vervuld. Des niet te min waren wij om 3 ure in den och ten d
reeds weder op de been. Het gestommel in den donker gaat nimmer
zoo vlot als bij het licht van den dag. ’t Koffij maken en
opbreken, pakken en opladen duurde eene geruime poos; maar om
half vijf waren wij toch op marsch, en toen de zon opging reeds
een plateau van verscheidene honderde voeten afgedaald. Hoe ik
mij zoo bemoedigd gevoelde en gesterkt om nog eens naar het
brandende vlakke veld der Jordaan aftegaan, weet ikniet. Ge-
lijk ik u zeide, de hitte was erger dan ik mij had kunnen voor-
stellen; ik wist niet dat er op aarde zulk een gloeijende dampkring
bestond; maar ik was door de belangrijkheid der weinig
of niet bekende landstreek opgewonden, mijn geest was welge-
moed, en de gelukkige afloop van de expeditie van ednen dag
vuurde mij aan voor eenen volgenden; ook dacht ik, als eens
de Jordaan-streek achter den rüg zal zijn, ben ik over het
zwaarste van mijn werk heen, en gij weet, een gezigt op .het
eiüde van een langen en moeijelijken arbeid, al is het ook
slechts een ver gezigt > is grootelijks bemoedigend.
De togt van Jouris ging dien dag tot aan de ruine Merasj-
ed-din längs den weg van den vorigen. Yan hier echter Melden
wij nu eene meer oostelijke rigting en kwamen, twee en
een half uur na Jouris verlaten te hebben, in wadi-el-Ahmar s
die onder den naam wadñ-Zakaska door een lager gelegen plateau
naar een nog lager af voert,: hétwelk, zoo ver ik gissen kon, reeds
beneden het peil ligt van ,den Oceaan. Ik had evenwel geen
barometer bij mij, en kan de: hoogte dus met geene naauwkeu-
righeid opgeven. De beide eerste platean s vertoonden een blij
gezigt door het rijp te veld s.taande graangewas, en in het laag-
ste dezer beide vlakten begon men er juist den sikkel in te
slaan. Het saizoen is dáár door de lagere ligging eenige dagen
het hoogere plateau vooruit, gelijk de Jordaan-vlakte wederom
het laagste plateau vooruit is. Het derde plateau lag önbebouwd.
Hier vertoonde zieh echter eene belangrijkheid van eenen anderen
aard. Een hoog hoefijzervormig gebergte tees plotseling
voor mij omhoog, Bjebel-Ihhma geheeten, een gebergte in welks
kom het plateau is gelegen, en dat men over moet trekken om
in de Jordaan-vlakte te komen. Het was eene verrassing, waarop
ik niet had gerekend. Toch waren wij op den regten weg;
want het breede voetpad en de vele lieden, die ons tegen kwamen
, overtuigden mij weldra, dat dit de groote weg is van Na-
blous naar Fs-Salt. Er hielp dus niets aan; dit gebergte moest
overgeklommen worden. Welnu, wij volgden het pad längs den
noorderrand van het hoefijzer, en zoodra was niet het hoögste
punt van den rüg bereikt, of een der bekoorlijkste toöneelen,
die men zien kan, lag aan mijne voeten. Niet de dorre gele
kleivlakte der Ghor^ zooals ik verwacht had; neen eene oase
midden in de woestijn en door eenen lagen bergrand, naar
het ZO. afloopende, omsloten. Binnen dien bergrand kron-
k e lt. zieh eene kleine rivier, met verscheidene afgeleide beken,
die de oase als eenen grooten tuin in alle rigtingen bevochti-
gen. Oleander-bosschen, ricinus-struiken, doornachtige sidr-
boomen, groene akkers, rijp en reeds half gemaaid, komkom-
mer- en meloentuinen, groen van blad en goud van vruchten,
wisselden zieh in dezen lusthof af. Wat stond ik opgetogen
bij het heerlijke gezigt! Mijn hart gevoelde zieh verkwikt bij
het zien van water t loof en bloemen! Voor de verder verwij