Enon en Salim als ik wel had gewenscht. Doch het is voor
mime overtuiging genoeg, om op de plaats waar hieronymus
Salim van Joh. I l l : 23 opgeeft, eenen bouwval te vinden, waar
de naam Salim, al is het dan ook slechts bij eene weli, be-
waard is gebleven, en vooral waar, gelijk de Schrift het noemt:
//vele wateren ” worden gevonden. Niet alleen de beek van wadi
Chusneh stroomt hier längs, ook onder de schaduw van eenen
ouden boom, vlak bij de weli, ziet men eene overvloedige fon-
tein met kracht van onder eene rots opborrelen. Naar alle rig-
tingen stroomen kleine beken heen. Wij waren opgetogen over
dezen rijkdom van water. Ik heb slechts weinig plaatsen in
Palestina aangetroffen, waarvan het zoo met waarheid mogt hee-
ten dat er //vele wateren waren.”
Na eene poos wachtens, trokken wij nog een half uur ver-
der den weg op naar Beisan. Hier kwamen wij weder onder
eene menigte fellah’s, die bezig waren hunnen oogst in te za-
melen. Yerder wilden wij niet gaan, om onze goederen niet
geheel en al mis te loopen. ’tWas daarbij reeds een goed eind
in den namiddag, en de gloeijende hitte had ons afgemat. Ge-
lukkig kwamen de muilezels spoedig opdagen en vonden wij
eenige schaduw onder onze tenten.
De fellahs, ziende ons onder geleide van den Sjech van
Toubas, betoonden zieh vriendelijk gezind. Daarbij bezit de
Heer sm it h eene gemakkelijkheid om de inlanders toe te spre-
ken, waardoor zij terstond vertrouwelijk met hem worden, enik
geloof dat het vooral hieraan te danken was dat wij den vol-
genden dag zoo gelukkig zijn geslaagd in onzen togt naar de
overzijde der Jordaan. Twee jonge Sjechs, fiksche gasten, van
geen ongunstig voorkomen, boden zieh aan ons te verge-
zellen. Hun eisch voor deze dienst was 160 piasters; maar
Dr. sm ith wist hen zeer bedaard tot de helft van dien prijs
af te brengen; en nadat zij, zoowel als de Chajal, des nachts
bij onze tenten hadden gewaakt, reden wij den volgenden morgen
ten half 5 den weg op naar de doorwaadbare plaats
der rivier, tusschen SuTckoth en Makhous. Makhous was de
plaats, waar wij ons laatste nachtkwartier hadden gehouden.
De goederen werden inmiddels onder de zorg van den Chajal
afgezonden naar Beisan, waar wij ze ’s namiddags hoopten aan
te treffen.
Dat deze geheele togt van Sichern af mij hoogst belangrijk
was voor de kennis van het land, ziet gij uit het onbekende
terrein, dat wij doorreisden. Gelijk al meermalen het geval
was, zoo moet ik ook nu spaarzaam zijn met mijne mededee-
lingen van ruinen, oudheden, bergen en valleijen. Tot uwe
geruststelling moet gij u maar gedurig herinneren, dat mijne
kaart en geographische aanteekeningen het thans ontbrekende
later zullen aanvullen. Kom, volg mij nu over de Jordaan.
Euim drie kwartier ten ZO. van de rijkbewaterde streek
van SaUm bereikten wij de oevers der rivier. Het diepe,inge-
zonken dal in het dal vertoont zieh op deze hoogte der Ghor
niet meer. Het verdwijnt langzamerhand, hoe verder men van
de midden- Ghor-stieek nöordwaarts opkomt, en sleehts eene
zacht afdalende, maar daarentegen zeer breede rivierbedding
blijft hier over. Het geboomte aan de beide oevers breidt zieh
daardoor ook veel verder links en regts uit, dan in de lagere
gedeelten der Ghor, en vormt een lusthof zoo prächtig en zoo
aangenaam, dat ik mij voor een oogenblik aan eene der para-
dijsachtige rivieren der keerkringsstreken, bij voorbeeld op Java
of Celebes, meende verplaatst te zien. De zon ging juist op,
toen wij ons zooveel van onze kleederen ontdeden als noodig
was, om de rivier te doorwaden. O, hoe lieflijk was het hier
tusschen de groene willigen en tamarisken! De hemel helder
boven ons hoofd; de lucht nog niet verhit door de brandende
stralen der zon; het water kalm en helder afvloeijend over een
bed van lava-, kalk- en flintsteenen; eene plegtige stdlte om
ons heen, door niets gebroken dan door het gezang der nachtegalen;
is het wonder dat ik den Jordaan-stroom verhef en
prijs?
De rivier vormt op deze plaats een eiland en vermeerdert
daardoor aanzienlijk hare breedte. Maar ook hare diepte is niet
gering te achten: ’t was ter naauwernood dat' onze paarden, die
tot aan de borst in het waterliepen, het op de been konden
houden. Ik kon mij goed voorstellen, dat de Jordaan, ge-
zwollen zijnde, hier zonder zwemmen niet kan worden gepas-
seerd, ten minste zoo lang als de bruggen en ponten der
lang vervlogen dagen niet zijn hersteld. Maar denk nu eens,
wat er al niet met dit heerlijke water zou kunnen worden ge-
daan! Eeeds zonder de Jordaan is de Ghor door hare menig-
vuldige zij stroomen vatbaar voor algemeene irrigatie; welk een
lusthof van Eden kon deze vallei, worden indien de wateren