de ruYne van een dorp, 'AsJcar geheeten. Welligt is dit Iska-
rioth, de geboorteplaats van judas, dat, zoo als halma en
anderen meenen, ergens in deze streek moet gelegen hebben.
Er is eene rijke fontein, die door eene menigte lieden was
bezoeht, toen wij er längs kwamen. De noordelijke schakel-
heuvelen van den Bbal dalen nu lanog zamerhand af. De weaor
volgt lapgs hunne hellingen en heeft ter regterhand eene woeste
bergkloof, die digt bij Beit-fourik als eene breuk in den grond
begint, maar steeds woester van rotsen en dieper van afgron-
den wordt, om zieh een uur ten NO. van den Bbal, onder
den naam van wadi-Bidan naar het O. om te wenden en zieh
met de wadi-Ferra te vereenigen. Het is omstreeks dit punt
dat de Mochna-vlakte eindigt en zieh tot eenen smallen door-
togt vernaauwt, door welken de weg loopt naar Beisan. Voor
dat men de engte bereikt, heeft men, sedert het verlaten der
Sichem-\allei, een ongehinderd gezigt genoten van de dorpen
Beit-Bourik, Asmoud, Beir en Salim.
Onze bedoeling was echter niet den weg naar Toubas regt-
streeks te volgen, maar eerst Talouse te bezoeken, een aan-
zienlijk dorp op eenen hoogen heuvel gelegen ten NW. van
het eindpunt der Mochna-v\&kte. Dr. bobinson meende, dat
Talousa niet anders kon zijn dan het onde Thirza, de hoofd-
stad van Israels Köningen, voor dat nog hun troon op den
heuvel van semeb was gevestigdJ). Eeeds in de Biblical researches2)
gaf hij zulks als gissing op; maar thans was de
gelegenheid daar om zieh door een bezoek van Talousa te gaan
overtuigen. Wij hielden dan een pad hooger tegen de berg-
helling gelegen dan dat, hetwelk naar Toubas voert. Weldra
sloegen wij NW.waarts om, daalden in eene vallei af, die even-
wijdig loopt met de vallei, welke wij hadden verlaten, en reden
nu tusschen uitgestrekte olijftuinen den breeden heuvel op,
waarop het dorp is gelegen. Dr. bobinson merkte mij een en
andermaal op, dat al de sporen van koninklijkheid (royalty)
geheel waren verdwenen. En zeker ik kon niet anders dan
met zijne opmerking instemmen, indien het waar is, dat Talousa
inderdaad met Thirza moet worden geidentificeerd, een
gevoelen, hetwelk mij aannemelijk schijnt, daar het uit oude
schrijvers blijkt, dat de koningstad ergens ten O. van Samaria,
en wel op eenen afstand van ongeveer 3 uren heeft gelegen.
Behalve eenige grafspelonken, onderaardsche graankelders, put-
ten en verspreide bouwsteenen is er van het oude Thirza in Talousa
niets overgebleven.
Na het nemen van hoekpeilingen op het dak van het hoog-
ste huis van het dorp, dat van den Sjech, daalden wij den
heuvel weder af; doch nu aan de NO.zijde, en bereikten na
eenen rid van 5 kwartier uurs, door een bogtige maar schil-
derachtige vallei, meestal onder de schaduw van olijven, de
vlakke bergkom aan het begin van wadi-Berra.
Dit geheele gebergte is vol van rijke waterfonteinen, en vele
dezer wateren loopen in de kom van wadi-Berra te zamen.
Mijne kaart zal u dit meer uitvoerig aanwijzen. Toen ik den
vorigen dag de tallooze beken der wadi overstak op mijn weg van
Tamoun naar Sichern, trof het mij, dat zieh waarschijnlijk hier-
omstreeks het leger van g id eo n moet hebben gelegerd. Misschien
is de fontein Harod wel eene der hoofdbronnen van de beek Ferra
geweest, eene bron waar nabij men thans nog de ruine vindt
van eenen vierkanten Saraceenschen vestingtoren. Ik durf het
echter voor niets meer dan eene gissing geven. Den naam Harod
heb ik hier niet gevonden.
De wateren van deze bergkom hebben de inwoners uitgelokt
om hier verscheidene molens te bouwen. Bij een dezer molens,
vlak bij den Saraceenschen toren, dien de inwoners Boursj-el-
Ferra noemen, hielden wij eene kleine halte. De groote weg
van Sichern naar Beth-sean heeft hier längs geloopen, gelijk
ons aan de oude sporen duidelijk zigtbaar was. Wij volgden
dien weg noordelijker op en bereikten, een groot uur voorbij
de Boursj-el-Ferra , Toubas. Ook hier ziet men aan oude
steenen en putten, dat men zieh in een van Israels oudeplaat-
sen bevindt. Toubas, het oude Thebez, ligt op eenen kleinen
heuvel aan het N.einde van eene bergkom en heeft ’Ainoun
en Tamoun schuins tegen over zieh in het ZO. op körten afstand.
Eraaije olijfgaarden omringen den heuvel; doch het ver-
gezigt is er door het omringende hoogere gebergte afgesneden.
Te Toubas moest zieh onze verdere reisroute naar de Ghor
beslissen. Wij vroegen daarom den dorpssjech om eenen gids
en om aanwijzingen hoe het best onzen togt in te rigten, en
het antwoord was, dat wij niet beter konden doen dan heden
te Jas%r over te blijven, een dorp slechts een uur ten N. van