fontein, de bron van al haar heil. In het begin der Gods-
dienstoefening waren mijne gedachten dikwijls afgetrokken; ik
kon het zoo moeijelijk realiseren, op Zion’s berg in het huis
des Heeren gezeten te zijn. Ik dacht over allerlei dingen daar-
mede in verband; ook de eenvoudige, maar nette bouw dezer
kruiskerk, voor een gehoor van vier tot vijfhonderd personen
ingerigt^ en de liefelijke toonen van het orgel trokken mij af.
Maar weldra vergat ik onder het Evangelie-geklank Zion en
hare kerk geheel en a l, en waarlijk, mijn vriend, ook weder bij
deze gelegenheid ondervond ik, hoe de geestelijke gemeenschap
met den Heer van stof en steen geheel onafhankelijk is.
In den namiddag had de Hoogduitsche godsdienstoefening
plaats, naar de Luthersche vormen. Zoo als gij mij onlangs
meldet, is u de predikant v a l e n t in e r , sedert weinige maanden
te Jeruzalem aangekomen, bekend. De woorden, waarnaar hij sprak,
waren uit Jes. LXVI: 10. Bissehop g o b a t neemt gewoonlijk
een aandeel in eene der beide godsdienstoefeningen. Hij leest
de liturgie of predikt, zoowel in de Hoogduitsche als Engelsche
taal. De feestdag werd besloten door eene bijeenkomst tot over-
denking der Schrift en gebed in de woning van mijn vriend
CRAWFORD. Als ik mijn hart gul moet uiispreken, dan was
mij dit biduur nog het verkwikkelijkste van den geheelen dag.
Wij waren met een vier en twintigtal te zamen, en de Heer
was met zijnen Geest in ons midden.
Door de zendelingberigten zijt gij met de Jeruzalemsche missie
niet meer onbekend. Gij weet, dat de London Society for promoting
Christianity among the Jews voornamelijk dit arbeids-
veld bewerkt. Een harer oudste zendelingen is de eerw.
j. n ic o l a y s o n , thans echter tijdelijk naar Engeland afwezig 1).
Zijne plaats wordt intusschen vervuld door den eerw. heer j. c.
r e ic h a r d t . Van de aankomst des eerw. h . Cr a w fo r d ’s gaf ik
u te Tyrus reeds berigt. De heeren h . c. r e ic h a r d t , e . r . h o d g e s
en d . d a n x e l zijn in het zendelingwerk behulpzaam. Dr. m . acgo-
w a n is met het Hosjaitaad belast; Mr. r . s im en Mr. e . s . c a lm a n
zijn zijne assistenten. Het Inckistrie-huis staat onder de lei-
ding van den Hr. h e r s h o n . De aangelegenheden der gezamen-
lijke Protestantsche Christenen en meer bepaaldelijk nog de
1) De Heer n ico la tso n is thans (1854) reeds sedert geruimen tijd naar Jerusalem
wedergekeerd.
zaken der zending staan onder het beschermende toezigt van
bisschop g o b a t , den opvolger van den waardigen Al e x a n d e r ,
die in het laatst van 1845 is ontslapen. De gekroonde hoofden
van Groot-Brittanie en Pruissen hebben zieh, bi) overeenkomst,
de beurtelingsche benoeming van den Jeruzalemschen bisschop
voorbehouden. De eerw. s. g o b a t werd in den aanvang van
1846 door den koning van Pruissen beroepen.
En wat zal ik u thans van den arbeid dezer mannen melden?
Als gij bedenkt, hoe kort mijne dagen in Jeruzalem nog zijn
geweest, dan zult gij mij gaarne willen vergunnen u mijne gedachten
over zulk een gewigtig onderwerp later mee te deelen,
als ik wat meerder ondervinding mag hebben opgedaan. Slechts dit
wil ik thans ter loops aanhalen. Van de personen, aan het zendelingwerk
in Jeruzalem verbonden, heb ik het meerendeel ontmoet;
met sommigen heb ik nog slechts weinig onderhoud gehad, met
anderen echter en vooral ook met den waardigen bisschop g o b a t
en zijne voortreffelijke echtgenoot zoo veel te meer. Maar hetzij
langer of korter allen heb ik leeren hoogachten en lief hebben,
en als ik den geestelijken opbouw persoonlijk onder hen genoten
eenigzins tot grondslag mag nemen voor hetgeeen ook anderen
van hen ontvangen kunnen, dan heb ik het volste vertronwen,
dat hun arbeid in den Heer niet ijdel zal bevonden worden.
De bisschop is op het punt van naar Europa te vertrekken.
De belangen der zending en ook die zijner kinderen roepen
hem derwaarts. Ik hoop, dat gij hem hier of daar zult ont-
moeten en uit zijn eigen mond verneinen, welke vruchten de
Evangelieverkondiging in Jeruzalem reeds geheel heeft opgele-
verd. Geheel de Jeruzalemsche gemeente zal zijn gemis en dat.
zijner echtgenoot gevoelen, en ook ik zal daarin deelen; want
de weinige uren in het echt praktisch gezin des waardigen mans
doorgebragt, behooren tot de verkwikkelijkste, die ik in de
heilige stad heb gesleten. Eene dezer avonden woonde ik ten
zijnen huize eene bidstond bij. Het was de gewone wekelijksche
donderdagavond bijeenkomst. Ditmaal bestond zij uit 26 personen;
maar Mevrouw g o b a t verzekerde mij, dat hetgetalsoms
veel aanzienlijker is. Omstandigheden deden dien avond vele
der gewone bezoekers afwezig zijn.
Het was in den omgang met deze Christen vrienden, dat ik
mij in een ander Jeruzalem verplaatst gevoelde dan dat met
handen gemaakt, het geestelijke Jeruzalem, o f zoo als Pa u l u s