geworden, eene verwoesting, die echter nog geenszins de laat-
ste ofschoon de vreeselijkste van allen was; want jijtjus se-
veeus in 134, choseoes Koning van Perzie in 614, Keizer
heeaclius in 629, omae in 636, de Kruisvaarders onder
godFried van Bouillon in 1099, saladin in 1187, en einde-
lijk Sultan selim in 1517 maakten zieh van Jeruzalem mees-
ter, telkens de stad, en wat er weder tot hare bevestiging
was opgebouwd, van bloed en vlammen doende rooken. Het
eTeruzalem,, dat nu is, bestaat dus uit huizen, gebouwd uit en
op het pnin van eene achttien maal geheel of gedeeltelijk ver-
woeste stad. Groote veranderingen daarenboven ondergingen
hare heuvelen en valleijen binnen hare muren, onder de regeringen
der Makkabeen en Komeinen. Is het dan te verwon-
deren, dat men tot nog toe in het duistere rondtast, wanneer
men de localiteiten van het Jeruzalem van hizkia , nehemia
en josephus in die van het tegenwoordige Jeruzalem terug zoekt?
Mij treft het, dat men nog zooveel terug vindt, waardoor men
zieh de ligging van het oude Jeruzalem kan voorstellen.
Zal ik u nu, na deze opmerking, al mijne wandelingen in
en om de stad stap voor stap mededeelen? Wat nut of voor-
deel zoudt gij daar van hebben? Nog eens zeg ik, nieuwe ont-
dekkingen in het gebied der oudheidkunde heb ik nietgemaakt,
en de beschrijving te herhalen van al de bijzondere plekken in
Jeruzalem, de kloosters, kerken, vijvers en huizen, waaraan
legenden zijn verbonden, en die reeds in zooveel andere boeken
en zoo uitvoerig zijn berigt, daartoe heb ik opgewektheid
noch tijd. Zelfs moet ik u voor heden de vergunning vragen
om mijne pen verder geheel en al rust te geven, na zulk een
groot gedeelte van den dag voor u te zijn bezig geweest.
30 April.
Wat ik laatst verzuimde u mee te deelen, mijn waarde vriend!
wil ik thans hier bijvoegen. Verbeeld u, laatstleden zondagmor-
gen was ik naauwelijks in de kerk (op Zion) gezeten, of iemand,
op eenigen afstand van mij, knikte mij glimlagchend en verrast
als een oude vriend toe. Ik kende het gezigt echter niet, en
dacht dat de persoon zieh in mij vergiste. Maar naauwelijks
was de godsdienstoefening voorbij, of ik gevoelde mijne hand
regt warm geschud. ’k Herkende nu van naderbij op eens de
stem en het gelaat van mijn1 vriend T., een mij zeer waarden
broeder m den Heer, Wien ik nog weinige maanden geleden te
Bonden had ontmoet, en die met een reisgenoot, daags te voren,
längs den woestijn-weg van Bgypte te Jeruzalem was aangekomen.
— Maar mijn goede T. riep ik uit, zijt gij het? Wie zou
u onder die moustaches en zware bakkebaarden hebben herkend ?
— En gij mijn vriend, hernam hij, gij zÿt dezelfde niet
meer ; zoo hebben u de moustaches veranderd. Nogtans ik wist,
dat gij te Jeruzalem waart en verwachtte u de kerk te zien
binnenkomen, en daardoor had ik het genoegen u terstond te
herkennen.
Gij kunt nagaan, welk eene blijdschap onze ontmoeting was,
en hoeveel er wederzijds te vragen en te verhalen viel. Den
volgenden dag kwam T. met zijn reisgenoot, den HeerH.,mede
bij MAX UNGAR intrek nemen. Hij had juist nog een paar uit-
muntende kamers open en zij gaven aan dezen ver de voorkeur
boven het minder vrije en daarenboven veel meer kostbare hôtel.
De tijd dezer beide vrienden is echter zeer beperkt. Langer
d a n het begm der volgende week kunnen zij niet te Jeruzalem
blijven. Welnu, ook mijne dagen, voor Jeruzalem bestemd,
loopen dan ten einde; en na dus het genoegen gehad te hebben
met hen Jeruzalem in alle rigtingen om en door te wandelen
en al hare merkwaardige plaatsen te bezoeken, hoop ik nog
tot Sickern hun gezelschap te genieten. Dan moeten zij met
haast hunne reis vervolgen en ik'mijne opmetingen geduldig
en bedaard voortzetten.
Wat had ik wel willen geven, indien ook gij van de partii
hadt kunnen zijn ! Nog eens den Olijfberg en de omstreken van
Gethsemane om en over te wandelen; nog eens Bethanie te bezoeken,
op ongeveer 40 minuten gaans van de St. Stephanus-
poort gelegen, maar geheel achter den Olijßerg verborgen - nog
eens de valleijen om de stad door te wandelen, bij de grafspe-
lonken stil te staan, of bij de groote steenen van den ouden muur;
nog eens de schreden des blindgeborenen te volgen, waar hii
waarschijnlijk met moeite de steenen trappen afklom in den
einen vijver van Siloam; nog eens eenen toer te maken naar
Bethlehem en Wadi-Urtas, dit alles hield mij in de laatst ver-
loopen dagen op de aangenaamste wijze bezig. Het heeft iets
bijzonder aantrekkelijks vrienden rond te leiden längs plekjes,
15*