dat niet door hem werd bezocht, zelfs de aloude gewelven
onder het tempel-vierkant, waarvan hij eene uitvoerige beschrij-
ving geeft, en de grot in den ZO. hoek der groote tempel-
ommuring, waarm de Mohammedanen eenen sarcophaag aan-
wijzen als de lijkkist van s i d n a x s a (den Heer j e z t j s c h e i s t u s ) .
Het gevoelen van Dr. e i c h a e d s o n is, dat hier althans moge-
lijkheid van identiteit bestaat, daar het waarschijnlijk is, dat
de eerste Christenen de Sarcophagen van m a b i a , z a c h a e i a en
J o h a n n e s den Hooper (en zoo ook dien des Heilands) in deze
grot bijeengebragt hebben; ten minste, zegt hij, zij werden er
in den eersten Christentijd vertoond. De mededeelingen van
Dr. e i c h a e d s o n overigens op hoogen prijs stellende, mag ik
echter mijne sceptische gevoelens ten aanzien dezer bijzonder-
heden niet ontveinzen.
In uwen laatsten brief vraagt gij mijne indrukken te verneinen
als ik, op den Olijfberg gezeten, op den berg Moriah nederzie, —
de plaats van o e n a n ’s dorschvloer, de piaats waar j e h o v a ’s heer-
lijkheid woonde boven het verzoendeksel tusschen de Cherubim, en
de plaats waar nu sedert vele eeuwen de honende halve maan
zieh boven eene Turksche moskee verheft. Ei lieve! gij, met
de teekeningen van Jeruzalem en OMAs’s-moskee voor u, met
uw oog op den voor u gekruisten c h e i s t u s , met denvingerbij
Gods beloftenissen en bij Zijn bevel: //gaat henen en predikt het
Evangelie aan a l l e kreaturen,” zeg mij wat gevoelt gij? Spreekt
u die halve maan op het dak der moskee ook aan? En die
koele onverschilligheid, waarmede wij Christenen ons door de
volgers van den valschen Profeet als //ongeloovige hoiiden”
laten verbieden om den grond te betreden, waarop OMAE’s-moskee
is gebouwd, herinnert zij u ook aan j e z u s ’ vraag aan p e t b u s :
S im o n , zoon van j o n a s ! hebt gij mij lief?” i) En de laste-
ring, die s Heeren naam daardoor van een handvol ellendige
Türken lijdt, in weerwil van de Consuls der vijf groote Mo-
gendheden, die hunne zetels op weinige schreden afstand’s
van den Haram-el-Sjenf hebben gevestigd, roept zij u het
woord niet toe: //Die Mij eeren zal Ik eeren, maar die Mij
versmaden, zullen ligt geacht worden?” 2) De berg Moriah is
der gansche aarde eene getuigenis tegen de Christenen. God
geve ons dien met andere wapenen te veroveren en aan de
vertreding der Mohammedanen, de vijanden van c h e i s t u s , te
ontrukken dan die, waardoor de Kruisvaarders hem voor eenen
korten tijd hebben bezeten.
En de Klaagplaats, dat stuk van den ouden tempelmuur,
waar de Joden des Vrijdags komen weenen en bidden om de
herstelling van Jeruzalem, vraagt gij? Welnu, gij kent de
plek reeds, uit platen, beschrijvingen en panorama’s. Breng de
Klaagplaats in verband met uwe overpeinzingen over den berg
Moriah. Het eene behoort tot het andere; en het is goed
door de tränen der Joden daar geschreid, al is het ook dat
die tränen niet uit de ware ootmoedsbron opwellen, herinnerd
te worden aan het züchtende Israel en zijne heilbeloften.
Hier moet ik voor heden afbreken; want ik heb beloofd op
de soiree der //Jerusalem Literary Society” tegenwoordig te zijn,
en mijn horologie herinnert mij, dat het tijd is, mij derwaarts
te begeven.
3 Mei.
De dag is eindelijk aangebroken, dat ik Jeruzalem verlaten
moet. Terwijl onze goederen worden opgeladen, voeg ik hier
nog een paar regels bij. De vergadering der //Jer. Lit. Society”
was mede door de tegenwoordigheid van Dr. b o b i n s o n vereerd.
Mr. p i n n las een opstel voor over Kama van s a m u e l . Hij
meende het in de ruinen van Kama bij e a c h e l ’s Graf te hebben
wedergevonden; en dacht ook, dat het bestaan van den naam
Kameh te dier plaatse eene zaak was, tot hiertoe geheel onbe-
kend. Ware de Heer p i n n bekend geweest met de werken van
l e t e e s d e v o t 1608, c. d e BEUYN, het Keisebuch des KL. Landes
1548 en soortgelijke oude pelgrimsverhalen, hij zou geweten
hebben, dat Kama van Jer. XXXI: 15 en Matth. 11:18, op
slechts weinige honderd schreden van e a c h e l ’s Graf, in die
dagen overbekend was. Ook van het zoogenaamde mirakuleuze
Knotenveld en den j a k o b s -toren nabij e a c h e l ’s Graf kan men
bij deze oude pelgrims lezen. U zal ik er niet meé op-
houden *).
1) In verband met de werkzaamheden der Jerns. Lit. Society is welligt het volgende
uit eenen brief van den Heer f in n , onder dagteekening van 5 Mei 1853 belangrijk: