komt, de Heer blijft dezelfde, een nRed der uit eilenden.” Morgen
zal zieh veel beslissen, intusschen leg ik mijn hoofd gerust
ter neder, en
» ’kWil mijn ziel, wat mij moog treffen,
Tot den God mijns levens helfen.”
22 Maart.
De //morgen” is gekomen. De brievenpost, die anders reeds
zeer vroeg aankomt, is er nog niet. Het is nu reeds middag.
Sedert het aanbreken van den dag zat ik als op heete kolen,
niet wetende wat mijn lot zou zijn — naar Jaffa terug te
gaan, of mijne reis voort te zetten. En als of deze pijnlijke
onzekerheid op zichzelve niet genoeg wäre, zoo vond mijn muil-
ezeldrijver goed, nog eens op zijne manier te beproeven , mij of
tot een hooger loon dan ons akkoord aanwees, of tot het huren
van een extra-lastdier te dwingen. Met zijn kabaal zal ik u
maar niet lästig vallen: na hetgeen ik u vroeger reeds van de
jPß?e5Äa-muilezeldrijvers heb meegedeeld, zult gij het u wel
kunnen voorstellen.
Daar komt t e k e z terug van den Engelschen Consul, bij wien
mijne brieven aan moesten komen. De post is gearriveerd; maar
er zijn geene brieven voor mij!
Wat zal ik hiertoe zeggen? De Heer heeft het zoo gewild.
Hij alleen weet, wat goed voor ons is, en wil ons niets dan
het goede geven. Zijn naam worde verheerlijkt!
Alvorens naar Jaffa terug te reizen, wil ik echter, daar mijne
zaken nu toch reeds opgeladen zijn, een paar dagen te Bethlehem
gaan doorbrengen. Ik laat dezen achter om heden avond
per post af te zenden. Met heilbeden en liefdegroeten uwen
TOGT NAAR DE DOODE ZEE EN DE ZTJIDELIJKE
DEELEN VAN JUDEA.
Wadi TJrtas (Salomos tninen) 22 Maart.
»■Wie maar den goeden God laat zorgen,
Is bij Hem veilig en geborgen.”
J a , mijn vriend, daar heeft de dag van heden weder een
treffend bewijs van opgeleverd. Kon u deze brief gelijktijdig geworden
met dengenen, dien ik eenige uren geleden van Jeruzalem
heb afgezonden, gij zoudt het naauwelijks kunnen gelooven, dat in
weinige oogenblikken mijne omstandigheden zoo geheel zijn veran-
derd. Thans zult gij bij het ontvangen der afgereisde letteren den
ken, dat ik weldra mismoedig en teleurgesteld voor uwe oogen zal
staan, en ziedaar, niets is minder waarschijnlijk dan dat. In-
tegendeel, mijne onderzoekingen treden een tijdvak in, hetwelk
misschien het belangrijkste der geheele reis kan worden. Maar
ik moet uwe nieuwsgierigheid, om te weten hoe alles zoo plot-
seling is omgekeerd, spoedig bevredigen.
Ik sloot dan mijn brievenboek digt, bezorgde de aan u ge-
schreven regelen op het Engelsche Consulaat, vroeg nog eens
aan Mr. d a n o u s , of hij zeker was, dat er geene brieven voor
mij waren aangekomen, kreeg daarop — Ohl I am quite eure
o f it, Sir! — ten antwoord en reed de Jaffa poort uit. Mijn
gemoed was niet geschokt. De Heer gaf mij vol vertrouwen
in zijne wijze zorgende liefde. Ik had het immers de geheele
reis door ondervonden, dat //Zijn oog op mij was geves-
tigd.” Zoo reed ik dan het voetpad af längs de helling van
het Bal van Gihon, sloeg vervolgens links om, längs den
4*