twee janitzaren hem aan mijne tent hadden gebragt. Hij zal
welligt beter aan het oogmerk beantwoorden dan mijne verwach-
ting is.
Maar neen! ik kon mijnen tegenzin in den kerel niet ver-
winnen. Wij hadden nog geen half uur afgelegd, of de aap
kwam reeds uit den mouw. Een kind, dat aan den weg speelde
met een’ grooten stok, rukte hij den stok uit de hand, zoodat
het huilende wegliep; iets verder kwam ons een jongen tegen,
dien hij zijn tabakszak afnam. Ik kon deze geweldenarijen niet
uitstaan, en met hem al twistende eene moeijelijke reis te on-
dernemen van eenige dagen, wilde ik ook niet.
— Chajal! riep ik hem toe, terug naar Sichern!
Hij keek mij verwonderd aan en vroeg: — Terug, waarom ?
Op hetzelfde oogenblik kwamen twee lieden te paard van
Sichern aangerend, die alle verdere verklaring onnoodig maak-
ten. De een was een bode van den Metzellim, met eenen brief
aan mij. De andere was een Sjech, de oude d a o u d van Beit-
Fourik, dien de Metzellim mij toezond als den regten gids voor
mijnen togt. De geleidebrief verklaarde den grimmigen bandiet
voor een usurpateur, die zonder weten des Gouverneurs zieh
door twee janitzaren tot mij had laten brengen. De bode had
voorts in last hem onmiddellijk tot zijnen heer terug te voeren.
De gesmoorde woede op het gezigt van den bullebak was een
der treffendste uitdrukkingen, die ik ooit een menschelijk ge-
laat heb zien aannemen. De zaak was spoedig beslist. Ik hield
geen vijf minuten stil; maar haastte mij met den goedaardigen
Sjech d a o u d voort, God dankende voor mij aldus uit de
klaauwen van een’ schurk gered te hebben.
Aan gene zijde gekomen van het stuk land, hetwelk j a k o b
van de zonen van h em o b , kocht voor honderd stukken gelds 1) ,
sloegen wij den weg ZO.waarts in, door een rotsachtig dal,
Wadi Gawareh geheeten. Hier verheft zieh een nieuwe berg-
schakel, die minder hoog is, dan de bergen van Sichern en
Samaria, maar nogtans eene hoofdverhevenheid is in dit gedeelte
des lands. Ylak voor ons lag een berg met drie breede toppen,
wiens voet zieh in den vorm van een hoefijzer tegen het
W. keert, JDjebel Mzerah genoemd naar eene kleine ruine, zooals
d a o u d mij beschreef, digt bij den hoogsten der drie toppen gelegen.
De wadi verlatende, was onze weg längs den voet van
Djeiel MzSrah naar Beit-Fourik, hetgeen op 2 uren afstands
van Sichern ligt. Het is, gelijk de groote bouwsteenen aandui-
den, eene oude localiteit; maar welke ben ik niet in staat te
zeggen. Beit-Fowrik heeft door zijne verhevene ligging een fraai
en uitgestrekt gezigt op het gebergte van Sichern en de Mochna-
vlakte. Men ziet er de dorpen Salim, ed-Beir, Asmoud, Ta-
lov.se en Jazid. Naar het O. echter wordt alle gezigt door
den berg Mzerah benomen.
D a o u d verzocht mij, daar de Metzellim van Nablous hem zoo
onverwacht bescheiden had, zieh hier een half uur te mögen
ophouden, om zijne vrouw en hinderen goeden dag te zeggen
en een paar kleedingstukken mee te nemen. Hij behoort tot
de voornaamsten of Sjech’s van het dorp. Ook had hij de be-
leefdheid mij koffij aan te bieden, terwijl ik onder de olijf-
boomen buiten het dorp mijne hoeken stond te meten. Eindelijk
was d a o u d gereed: zijn half uur was tot een geheel uuraange-
groeid; de Arabieren weten nimmer van spoed te maken, dan
waar wij zaken ontmoeten, hun onverschillig, maar ons belang-
rijk genoeg om er ons bij op te houden. Maar blijde, dat alles
zieh zoo wel geschikt had, vond ik het ditmaal zoo moeijelijk
niet om geduld te oefenen.
Ik zal nu maar niet te veel in bijzonderheden treden over
iederen bogt van den weg, iedere hoogte of laagte, die wij
passeerden, bijzonderheden, die gij later toch in al hunne uit-
voerigheid in de kaart zult ontmoeten. Met snelle stappen voer
ik u dus over eenen hoogen berg, een punt, waar ik eene zeer
voordeelige positie vond om observatien te nemen, dewijl ik
links en regts, of om meer behoorlijk te spreken, O. en W.
een vrij gezigt had, ten O. in het schilderachtige dal van de
Jordaan, (de Ghor) en ten W. op de bergen van Sichern en
Samaria. Onder meer andere merkwaardige plaatsen zag ik van
hier in het ZW. op eenen bergtop, naar gissing een uur ver,
den bouwval eVArma, waarin ik geloof Aruma van Rigt.
IX : 41 terug te vinden, alwaar a b im e l e c h bleef, nadat bij
GAäu den eersten slag had toegebragt, voor hij Sichern geheel
verwoestte. Yan mijn observatie-berg, ed-JDjedoua geheeten,
die ten N. met den Bjebel Mzerah te zamen hangt, verzoekik
u mij Z.waarts naar eene vallei te volgen, hier en daar be-
bouwd, maar meestal woestliggend, waar wij tusschen distels