Beit-Jebnn in geene moeijelijkheden zou geräken. Ik had van
de lastigheden der Turksche quarantaine-maatregelen reeds zoo-
veel gehoord, dat ik mij liever eenig oponthoud wilde getroos-
ten dan later misschien 5 dagen in een lazaretto te worden
opgesloten. Zoo moest ik dan den Turkschen militairen genees-
lieer opsporen, om mij van het noodige mandaat te voorzien.
Na eenig ronddwalen in de straten der stad vond ik dit lid
der faculteit, op zijnen divan waar hij met echt Turksche koel-
bloedigheid zat te rooken. Nieuwe zwarigheden echter: mijn-
heer de doctor, een zwaarlijvige luie Konstantinopolitaan ver-
stond wel goed Turksch, maar zeer weinig Arabisch en sprak
het nog minder, zoodat het einde van mijn bezoek was, dat
ik onverrigter zake moest omkeeren, daar het onmogelijk was
om, met al de taalgaven die P h i l i p bezat, hem te verstaan.
Zijne bedienden echter verwezen mij naar zijn oollega en mede-
opziener der Hebronsche quarantaine, die in het serail (het
huis des Gouverneurs) woonachtig was. Deze, een Italiaan,
betoonde mij alle mogelijke bereidwilligheid; — maar, zeide
hij, een gezondheidscertificaat van hier is nog geen bewijs,
bi de woestijn met Bedouinen in aanraking zijt
geweest, die de pest hebben, en tenzij gij een quarantaine
Wächter medeneemt, Zou u zulk een certifieaat van geenerlei
nut zijn bij uwe terugkomst in deze streken.
Wat kon ik daartegen inbrengen? Een wachter mee te ne-
men gedurende deze reis zou kostbaar zijn en lästig. Er bleef
mij dus niets anders over dan zonder de interventie der quarantaine
te vertrekken, en te trachten ook zonder deze te Beit-
Jebnn, of waar het ook wezen mögt, aan te komön.
Het was reeds bijna 9 ure voor wij op marsch waren. In-
tusschen, de morgen was bij uitstek heerlijk en eenmaal eenige
passen van Hebron verwijderd, was, onder de omgeving van
eene fraaije natuur en bij het genot eener verkwikkende lucht,
de moeite van den ochtend spoedig vergeten.
De bekoorlijke ligging van Hebron zal geen Palestina-x%\-
ziger ligt vergeten. Denk ik daarbij aan de gezondheid en het
nieuwe veerkracht gevende van het klimaat, dan moet ik de
liefderijke zorg Gods ^¡mbidden, daar hij de stamvaders van
zijn volk Israel dit oord tot veiblijf aanwees. Hadde Hebron
een dagreis meer ten N., dat is meer midden in het land ge-
legen, hoe bijzonder geschikt wäre het dan ook geweest voor
eene koninklijke residentie. David ondervond de zwarigheden
aan deze zuidelijke positie verbunden, en verplaatste daarom
zijn hof naar dermalem. Ik verbeeld mij evenwel, dat hij
Hebron in menig opzigt met weerzin zal hebben verlaten. En
wat dunkt u, is het niet te betreuren, dat dit voortreffelijke
gebergte, als nutteloos voor den mensch, bijna geheel ligt vertaten?
Yerbeeld u dat bekeerde Joodsche kolonisten zieh hier
eens rüstig konden vestigen! Wat kan men zieh wenschelijker
voorstellen? Maar, helaas de woeste Moslem en roofzuchtige
Bedouin maken er zulk eene vestiging als nog onmogelijk.
Zal niet de stem des gejuichs groot zijn, als de h e e b zijne
gevangenen van de einden der aarde herwaarts wederbrengt?
Sjech h a m z e h verliet mij kort buiten de olijftuinen van
Hebron. De piasters hadden zjqn gelaat opgehelderden aan
twee zijner lieden, een Bedouin en een Nubischen slaaf, was
nu opgedragen ons naar het kamp van a b o u d a h o u k . te ge-
leiden.
Een uur lang trokken wij door laag golvende valleijen,
welker bergen gaandeweg een meer rotsachtig karakter aanna-
men dan men onmiddellijk rondom Hebron bemerkt. De körte
doornachtige eikenstruik, hier anders zoo overvloedig, werd
ook schraler en zeldzamer, daar hij minder aarde vond voor
zijne wortelen. Aan het einde van dit eerste uur zag ik van
eene hoogte, waarover wij trokken, eene ruine in het NW.tN.
digt bij ons: de gidsen noemden ze Chullet-ed-JJar. Ongeveer
10 minuten later hielden wij eene körte halte aan den voet van
eenen geisoleerden, afgeplatten heuvel, van welligt 100 voet
hoogte, Tel-Zif genoemd, waarschijnlijk de Acropolis van de
oude stad Z if (Jozua XV :55) , daar h o b i n s o n , hier op zijne
reis naar ’Ain-Jiddy voorbij körnende, grond meende te hebben,
om de uitgestrekte bouvallen, ongeveer 10 minuten ten O. van
den Tel, voor die van de eigenlijke stad te honden. Ik zag
deze ruinen zeer klaar van den top des heuvete, en hoorde ze
door mijne gidsen noemen Um-el-nawdMs (de moeder der klok-
ken). Zij liggen aan den ingang eener wadi, wadi Nawdkis
geheeten, die naar de Hoode Zee in de rigting van het O. t Z.
afloopt. Onder de verschillende plaatsen, welker hoeken ik van
Tel-Zif mat, behoort ook Beni-nd'im, , hetwelk b o b i n s o n