gaan, en die ingingen, hebt gij verhinderd” J). Maar indien
wij toestemmen, dat gindsche arme verdrukten met regt zielen
kunnen genoemd worden, die door menschen worden- gehouden
in de gevangenis, zoo hebben wij voor ons wel toe te zien,
dat het ons niet treffe: »Gaat weg van mij — want ik was in
de gevangenis en gij hebt mij niet bezocht” s). De heeb zelf
opene onze oogen, en leere ons zien, uit welke gevangenis wij
zijn verlost, en tegen welken prijs, opdat wij daardoor krach-
tiglijk worden aangevuurd om ook anderen de barmhartigheid
te verkündigen, die ons is geschied en die voor allen is te
verkrijgen. *
Damascus, 3 Junij.
Drie dagen reizens hebben mij van Djezzin längs mijnen om-
weg over Tel-Thata gebragt tot deze groote stad. Het is van
nit eene bovenkamer in het hötel van andre , dat ik u dezen
togt kortelijk mededeel.
Djezzin verliet ik met den wensch, dat ik gednrende mijn
zwervend leven nog eens weder dit liefelijke plekje mögt be-
zoeken. Tel-Thata, een klein gehucht, doch belangrijk door
de ruine van eenen ouden tempel, was voor dien dag het doel
mijner reis. Het ligt aan de bovenzijde der vallei tusschen
den Hermon en den Libanon, van laatstgenoemd gebergte echter
gescheiden door de Leontes. Mijne kaart zal u Tel-Thata!s
positie uitvoerig toonen. Om dit gehucht te bereiken, kon ik
meer dan eenen weg inslaan, over een der hooge bergpassen
van deii Libanon; maar daar ik toch de Leontes moest over-
steken, zoo koos ik een pad, hetwelk naar de natuurlijke brug
el-Kouweh voert, een punt waar de Leontes welligt woester is
dan ergens elders in hären wilden loop. Deze weg was geens-
zins de naaste, maar aan berggezigten de rijkste. Van Djezzin
af bevond ik mij voor verscheidene uren in eene wereld van
niets dan rotsen, behalve hier en daar een stukje bouwgrond
of een wijngaard, overal woest en ledig. Aan mijne linkerhand
was het gezigt afgesloten door de beide hooge kegeltoppen
de Tomat-NihoHs, rondom welker voet de weg zieh later
heen slingerde. De benedenwereld, ik meen de lagere heuvel-
streek tusschen den Libanon en de zee, brak nu en dan ter
regterhand* door, als de rotsen hunne kloven openden, terwijl
ik voortreed; maar over het geheel was het gezigt aldaar door
eenen hoogen rotsmuur belemmerd. Eindelijk begon het pad
steil op te loopen; een half uur hard werk en wij hadden het
hoogste punt van den bergpas bereikt. Het oogenblik was
treffend, vooral door het contrast. Op eens lag geheel Pale-
stina aan mijne voeten. De hoogte van dit punt is aanzien-
lijk en het gezigt is er naar alle zijden vrij en onbelemmerd.
De koninklijke Hermon, wiens top nog met sneeuwvelden als
met zoovele breede wit-glinsterende voren was bedekt, lag vlak
voor mij : zijne bosschen schenen in de diepte aan mijne voeten
met die van den Libanon in 66a. te smelten. Verder verhie-
ven zieh de blaauwe Karmel en de bergen van Gilead. Galilea
met de donkere, beschaduwde Leontesgeul, met al zijne kasteien
en bouwvallen, met zijne hooge ruggen van Bldt, Safed
en Djermah, met zijne waterspiegels van Merom en Tiberias,
met zijnen Tabor en omringende vlakten, hoe klaar en duide-
lijk lag het als op eene kaart geteekend voor mij. Beyrout
en Sidon, ofschoon nabij gelegen, waren achter rotsgevaarten
verborgen. Tyrus daarentegen was huis voor huis zigtbaar, en
hoever zieh in de verste streken het gezigt uitbreidde, kunt
gij u voorstellen als ik u zeg, dat zelfs de bergen van Cyprus
zieh duidelijk aan den hoogen gezigteinder teekenden. Ik acht
dezen bergpas ongeveer 6500 voet boven het peil der zee. Een
gezigt van dit panorama zou voor eene voorstelling van Pale-
stina onbetaalbaar zijn. ’T is echter geen kleinigheid op dit
hooge punt eene uitvoerige schilderij te komen maken. Nog-
tans, indien tijd en omstandigheden het mij vergunden, ikzou
mij gaarne veel moeite voor zulk een werk willen getroosten.
Een lang en langzaam kronkelpad tusschen rotsen en strui-
ken bragt mij naar het dorpje ’Ain-Tineh (de fontein der vij-
genboomen). Vijgenboomen vond ik er echter niet zoo bij uit-
nemendheid groot en fraai om er de plaats naar te noemen;
maar wel een grooten notenboom, onder welks schaduw wij ons
aan heerlijke zure melk verkwikten. Zure melk vindt men des
zomers in alle dorpen van Palestina, en dat voor een zeer geringen
prijs. Het is zeker het verkoelendste wat men kan
nuttigen, en voedsel en drank te gelijk. Maar ik ben het