en welke Joodsche geschriften niet, te bestuderen; doch de
ondervinding heeft bewezen, dat zij er geen duim breed mee
gevorderd zijn. ’t Was integendeel een verspillen van krachten
en een afleiden van de groote zaak, — zonde en genade
door het zoenbloed des kruises. In het kort, wilt 'o-ij een
denkbeeid hebben van den hoofdstrijd der geleerde Joden te-
gen de verkondiging van den c h k i s t u s , lees dan wat hunne
vaderen, de schnftgeleerden en de farizeen, den blindgeborene
toeduwden, nadat hij door j e z u s was hersteld. //Zij gaven
hem dan scheldwoorden en zeiden: Gij zijt zijn discipel, maar
w i j (.) zijn discipelen van m o z e s (!). Wij weten dat God
tot m o z e s gesproken heeft; maar dezen (let op de verachting)
weten wij niet van waar hij is" l). Hoe waar, hetgeen de
Heer hun antwoordde in eenen soortgelijken strijd: //Die u verklangt,
is Mozes, op welken gij gehoopt hebt. Want indien
gij Mozes geloofdet, zoo zoudt gij mij gelooven: want hij heeft
van mij geschreven ” 2). De woorden, door j e z u s zelven tot de
Joden gesproken, kunnen ons tot rigtsnoer strekken, wat wij
dengenen hebben te antwoorden, die het Evangelie tegenstaan
Eene bedenking, die ik dikwijls heb hooren maken is, dat-
de bekeenng des harten eene zaak is van God. De H. Geest
alleen kan het hart vernieuwen; op Zijne hulp dus moet men
wachten. Ja; maar hier is eene onwaarheid achter eene waar-
verscholen. Gewis, de vernieuwing des harten is uitslui-
tend het werk des H. Geestes; maar de mensch kan het werk
des H. Geestes wel tegenstaan en verhinderen. Een wachten
op den H. Geest is boven alles noodig; maar het moet geen
ledig, lui en werkeloos wachten zijn; dit behoort tot het tegenstaan.
Hoe krachtig ook soms en in sommigen de H. Geest
werkt, zoo dwingt Hij nogtans niemand; maar velen zijn er,
die Hem dwingen Zijnen arbeid aan het harde en zieh steeds
meer verhardende hart optegeven. ’t Is waar, de Heer belooft
een nieuw hart en eenen nieuwen geest als een genadegeschenk 3) ;
maar Hij gebiedt tevens: nmaakt u een nienw hart en eenen
nieuwen geest; want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels! ff 4)
P h i l i p komt daar juist in, om mij te waarschuwen dat het
hoog tijd is voor mijn brief. Ik zou nog gaarne meer en lanrX
:2 8 , 29‘ ^ V I I I ; 45, 46. 3) Jer. XXXI: 33. Ez. X I:1 9 ;
XXXVI: 25—27. 4) Ez. X V III: 31.
ger over dit onderwerp met u hebben gesproken, maar ik moet
nu afbreken. Yaarwel geliefde vriend! geloof mij steeds uwen
Jeruzalem 26 April.
Wederom is eene week in de Heilige Stad voorbij. Nog
slechts weinige dagen en ik zal Jeruzalem niet meer zien: —
in het geheel niet meer ? — dat hoop ik niet; maar waarschijn-
lijk niet meer gedurende deze reis.
Ik heb, sedert ik mijn laatsten aan u afzond, alweder veel
gehoord, gezien en ondervonden, hetgeen gij niet zonder be-
langstelling zult vernemen. Om in dit alles eene goede opvol-
gende orde te houden is echter niet gemakkelijk. Mij dunkt,
ik moest maar weder beginnen waar ik onlangs geeindigd heb,
bij den evangeliearbeid onder de Joden. Bestonden er niet
zulke klare en uitvoerige berigten over den toestand der Joden
in het H. Land, en meer bepaaldelijk nog in Jeruzalem en
over de pogiugen, die er reeds zijn en worden aangewend tot
de bekeering van dit volk *), ik zou iu gaarne eene schets van
een en ander toezenden. Maar ik moet zoo spaarzaam moge-
lijk zijn met aanhalingen uit gedrukte documenten, opdat het
mij niet aan tijd en plaats ontbreke om u datgene mee te
deelen, wat minder algemeen schijnt bekend. Wilt gij een
duidelijk denkbeeid hebben van den toestand der Joden in Ba-
lestina in ’t algemeen en meer bijzonder van die in Jeruzalem,
ik weet geen berigten getrouwer en vollediger dan die
der Schotsche zendelingen van 1839. Gedurende dejaren sedert
hunne Missie vei^open, zijn er wel eenige veranderin-
gen gekomen; bv. het getal Joden aldaar (Narrative: p. 163 en
161) opgegeven voor Jeruzalem 7000 en voor het geheele H.
Land 12,000 is aanzienlijk vermeerderd. Van onderscheidene
kanten heb ik hooren beweren, dat 'er: in Jeruzalem alleen
thans.ver over de 10,000 Joden zijn; elders zijn zij wel niet
1) Zie onder aDderen de »Jewish Intelligence and monthly account of the proceedings
of the London Society for promoting Christianity amongst the Jews,” —-
»Narrative of a Mission to the Jews.” =a »Journal of Missionary labours in the
City of Jerusalem by f . c . e w a l d ,” etc.