stadiën omtrek, 10 eilen hoog, 8 breed en met 27 torens van
50 eilen hoogte voorzien,” in al zÿne bijzonderheden op te
nemen. Ik stond verbaasd over het brein, waarin het opgeko-
men was, op deze geïsoleerde, en 1000 voet loodregt boven de
Roode Zee verheven rots, eene vesting te bouwen. En welk
eene vesting ? Niet alleen met een paleis en torens, met re-
genbakken en onderaardsche magazijnen, maar zelfs met eene
aardlaag voorzien, waarop in tijd van nood de belegerden hun
eigen graan zouden kunnen bouwen ! Nogtans wat is er door
den mensch gemaakt en niet aan vernietiging onderworpen ?
De huizen en paleizen van Masada liggen ter neder, de re-
genbakken vernield, de vestingmuur verbroken. Masada viel
tijdens Jeruzalems verwoesting eene rooverbende in handen, die
er zieh onder hären aanvoerder e l e a z a r eenigen tijd genes-
teld hield; doch ingesloten door het leger van f l a v i u s s i l v a ,
wiens steenen kampementwerken aan den NW. voet der rots
nog aanwezig zijn, en er uitzien, als waren zij eerst gisteren
verlaten, vermoordden zij elkander onderling, ten getale van
960, terwijl de laatste man zieh zelven ter dood bragt. Eene
vrouw, die zieh met hare kinderen in een keldergewelf had
verborgen, overleefde alléén dit gruweltooneel.
Het schijnt niet bekend te zijn, dat Masada daarna immer
weder is bewoond geworden. Nogtans ik vermoed het, om de
duidelijke ruinen eener kleine kerk met een rond choor, naar
het O. gekeerd, juist zoo als men de ruinen der Christenkerken
overal elders in Palestina aantreft. Het verwondert mij, dat
WOLLCOTT en DE s a u l c y ze niet hebben opgemerkt. Zij daar-
entegen zagen hier en daar Grieksche figuren in de muren ge-
graveerd die mij ontgaan zijn. Zijn ook dezen niet van eenen
lateren tijd dan de verovering door s i l v a ? Latere reizigers zullen
het welligt weten uit te vorschen. Zooveel is zeker, Masada
heeft thans vele eeuwen lang woest en onbewoond gelegen. De
uitmuntend geconserveerde staat van het aldaar gevondene Ro-
meinsche pottebakkerswerk heft daaromtrent allen twijfel op.
Oudheidliefhebbers zullen nergens in geheele Palestina zulke
fraaije roode, geribde potscherven vinden en zulke wel bewaarde
vloermozaiksteentjes als op den top van Masadas rots.
De hoeken van dit punt op het groote schiereiland, dat zieh
van de Moabitische zij de in het zuidelijk gedeelte der Roode
Zee uitstrekt, waren gemeten, en de moeijelijke afdaling längs
denzelfden (den eenigen) weg, waarmede wij waren opgeklau-
terd, was volbragt. Het was thans 3 ure en twee onzer Bedouinen
keerden naar hün kamp terug, terwijl wij ons gereed
maakten om naar es-Zuweirah door te reizen. Es-Zuweirah en
den zoutberg TJsdoum te bezoeken, waar de Heer d e S. meende
de lokaliteiten en ruinen van Zoar en Sodom weder gevonden
te hebben, was een hoofddoel mijner tegenwoordige expeditie.
Ik was door de reis van r o b i n s o n en E. s m i t h in
deze streek, in verband met wat ons opgeteekend staat in de
H. Schrift, bijna zeker, dat Mr. d e S. zieh bedroog; doch
door het eigen onderzoek hoopte ik alle twijfeling te kunnen
wegnemen.
Intusschen de afstand van Masada tot Zuweirafi was te groot,
om nog dien zelfden dag te kunnen worden afgelegd. Het kwam
er dus op aan, eene plaats te vinden waar water was, en
de Bedouinen verzekerden mij, dat geen enkele drop drinkbaar
vocht längs den strandweg der Roode Zee tusschen de beide
plaatsen was te vinden; maar dat wij een eind wegs terug
moesten gaan in het gebergte en dan welligt eene kloof zouden
bereiken, ZW. van Masada gelegen, waar zij wisten, dat het
water der winterregens lang bleef staan. Een moeijelijke en
lange omweg was het naar ZuweiraJi; doch er bleef geen keus
over. Yier lange en zware uren trokken wij in de barre en
eenzame woestijn voort, uren van benaauwende hitte, groote
ligehaamsvermoeidheid en onlijdelijken dorst, een dorst, daarom
vooral ook zoo pijnigend, dewijl het twijfelachtig was, of wij
dien avond nog wel een enkelen droppel waters zouden vinden,
om de gezwollene tong te verkoelen. Evenwel er was bij veel
inspanning ook veel belangrijks en boeijends. Zoo bv. de rigting
onzer vreemde koers en de vulkanische formatie dezer woestijn-
bergen, hier en daar een plein, waardoor zieh eene drooge stroom-
bedding kronkelde, waar bloemen, gras en struiken bewezen,
welk eene bekwaamheid tot plantengroei zelfs deze dorre plaatsen
bevatten, indien, slechts water ze bevochtigt. In zulke
plaatsen vindt men de lang gedoornde mimosa-struik, met haar
fraai geel en bijzonder geurig bloempje, en hare heilzame gom-
droppelen, die längs den gescheurden stam in gestolten toestand
af hangen; de wilde zuring, wier zamentrekkende bladeren een
uitmuntend middel zijn tegen den dorst; voorts de wilde rog,
vele kamomillensoorten, schraal heiachtig gras, en eene kleine