Jeruzalem gezöcht ; maar de wandeling , die hij s a u i , dus längs
r a c h e i , s- Graf laat maken, is al te bogtig en te krom, om aan
het Bijbelverhaal te voldoen 1). Evenmin kan de joodsche overlevering
proefhouden, die Rama SamueTs onder den naam van
Nebi Samuel verlegt naar eenen spitsen hoogen heuvel, eene
kleine 2 uren ten NW. van Jeruzalem gelegen, een punt dat
ROBINSON, en ik geloof met regt, voor Mizpa houdt2). De
profeet, zoo meenen de Joden, en de Mohammedanen meenen
het met hen, ligt op dien heuvel begraven. Volgens 1 Sam.
XXV : 1, werd s a m u e l begraven in zijn huis te Rama.
Eindelijk wil ik nog opmerken, dat Rama als eene voorstad
van Hebron, of eene stad onderhoorig aan Hebron, ook geheel
met den eisch overeenkomt van s a m u e l ’s priesterlijke bediening.
//Zoo gaven zij hun (de Levieten) de stad van Arbo (Hebron)
op den berg van Juda, en hare voorsteden rondom haar.” (Joz.
XXI : 11).
Van // Najoth bij Rama” van 1 Sam. XIX : 18—24, waar-
heen d a v i d vlugtte en waar s a u l profeteerde, heb ik geen
spoor kunnen vinden, evenmin als van Sechu en den //grooten
waterput” aldaar. Wel ligt er ten NO., op een uur afstand
van er-Rameh een dorp Sjiouk genaamd, waarin eenige overeen-
komst met den naam Sechu is te vinden, en Prof. r o b i n s o n
vond een kwartier ten ONO. van Sjiouk een ouden steenen wa-
terbak op eene hoogte, Rir-er-Zafaraneh genoemd3); maar
beide lokaliteiten schijnen mij te veel NO.waarts van er-Rameh
te liggen, om ze voor Sechu en den grooten waterput te houden.
Ik had geene gelegenheid deze streek persoonlijk te onderzoe-
ken. Eeizigers, die na mij komen, zij de nasporing aanbevo-
len. Zoo ik mij om den naam niet had te bekommeren, ik zou
meenen dat de groote put ’Ain-ed-Hirweh of Dirouweh meer
aan de waarschijnlijke ligging van Sechu beantwoordt, dan het
in naam eenigzins gelijkluidende Sjiouk.
Van er-Rameh gingen wij niet regt door naar Hebron, maar
sloegen een pad ter regterhand af tusschen de versch geploegde
wijnakkers, waarmede wij in een groot half uur aan den reus-
achtigen eik kwamen, Ralout-er-Sebta genaamd, die men zegt
dat nog van de eikenbosschen van Mamre zou zijn overge-
bleven. Het is een der prächtigste boomen, die mijne oogen
ooit bewonderden, en zijn reusachtige stam spreekt van hoogen
ouderdom. Intusschen geloof ik niet, dat er voorbeelden
bestaan van eiken, al zijn ze van dit soort — namelijk de met
dikke trossen af hangende eik, met het kleine gedoornde blad —
die tot eenen ouderdom teruggaan, zoo hoog als de overlevering
hier beweert; maar dat deze sierlijke en majestueuse boom
een der afstammelingen is van den groep, waaronder a b r a h a m
den h e e r ontving aan de deur zijner tent (Gen. XVIII) is
zeer waarschijnlijk. Geen wonder dat a b r a h a m , uitgelokt door
het heerlijke klimaat van dit gebergte en door de prächtige
eiken van Mamre, hier zijne tent had opgeslagen.
Plegtig oord dit plekje, waar de God des hemels en der
aarde zieh verwaardigde om met een mensch te spreken //als
een vriend met zijn vriend!”
Is dat dan die plaats, dacht ik , een grasveld met een grooten
boom, omringd door gol vende heuveltoppen, waarop akkers
en tuinen zijn aangelegd ? Ziet er Mamre eveneens uit als iedere
andere vallei in deze streek? Is de plaats, waar de h e e r aan
a b r a h a m verscheen, een stuk gronds, door niets van al het
omringende onderscheiden ? Ja zdó is Mamre: z66 is die heilige
piek.
Hoe moeijelijk kan ik het realiseren. Ik leef thans in het
Bijbel-land, en toch kan ik er'mij niet meé gemeenzaam maken.
Is het niet een bewijs van de dwaling onzer verbeelding, die
ons de gebeurtenissen der Schrift afschildert, als of ze niet tot
onze aarde, maar tot eene andere planeet behoorden?
Een takje van dezen eikenboom heb ik u meegebragt tot
aandenken. De Ralout-es-Sebta staat aan het N.einde der vallei,
misschien 15 minuten van de stad, die men tusschen
fraaije olijftuinen nadert. Hebron ligt in de lengte der vallei
uitgestrekt, en is in vier verschillende groepen huizen verdeeld,
die zieh evenwel aan elkander sluiten. Vooraan in den mid-
delsten groep, die, gelijk ook de andere groepen, met poorten
is afgesloten, hielden wij stil aan de woning van zekeren b e s -
j a r a h , een inlandsch Christen en broeder van den inlandschen
klerk van bisschop g o b a t . Mij was die man door den vrien-
delijken bisschop aanbevolen voor zijne logabele woning en
vooral voor zijne dienstvaardigheid jegens reizigers. Ik vond
b e s j a r a h afwezig: hij was bij den Gouverneur van Hebron,
wiens Secretaris hij is , zoowel als geémploijeerde aan het tegen