onder Protestanten van verschillende landen aan te treffen. —
Duitschers, Zwitschers, Eranschen, Engelscheu, Schotten, Ame-
rikanen zijn allen in dit liefdewerk vereenigd. Wanneer de
zaak aan het doel beantwoordt, dan is het voornemen, nog
meer zusters van Kaizerswerth te doen overkomen voor het
openen eener school beide voor Pranken (Europeanen) en inlanders.
Yele aanzoeken komen tot ons van Italianen, Mal-
tezers, Grieken en Syriers om hunne kinderen te onderwijzen
en op te voeden, zonder dat wij aan hun verlangen kunnen
voldoen.
De oorlog houdt de geesten zeer gespannen. Yelen van de
Mohammedanen trekken op als vrijwilligers en zelfs onder de
zoogenaamde Christenen biedt er zieh menigeen ten oorlog
aan. In Nablous heerscht groote verwarring. De inlanders
aldaar maken van den staat van zaken gebruik om hunne oude
veten en geschillen voort te zetten. Twee Moslemsche stam-
huizen wedijveren om het oppergezag in die streek en plünderen
, verbranden en vermoorden elkanders woningen en huis-
gezinnen. Elders is het land rustig.
Het spreekt van zelf, dat ons werk schade lijdt door den
oorlog en den ligtzinnigen geest, welke, als een zijner eerste
gevolgen, het volk bezielt. Nogtans gaan onze scholen voor-
uit en onze godsdienstoefeningen worden vlijtig bijge-woond.
Wij volbrengen onze gewone zendelingsreizen zonder gevaar.
Alleen in de Boven-Jordaan-stveck en van daar tot aan Nazareth
is het niet veilig. Onze Jeruzalemsche broeders-zendelin-
gen echter kunnen Nablous en Nazareth niet bezoeken gelijk
te voren.
Mr. Th o m s o n ’s Bijbelklassen te Sidon worden ijverig bezoeht.
Zijne inlandsche Christen-vrienden betoonen zieh vurige ver-
kondigers van het Woord. Onderscheidene dorpen in de om-
streken van Sidon, en vooral Djoun, het voormalige verblijf
van l a d y e s t h e r s t a n h o p e , hebben Protestantsche gemeen-
ten, en de kennis van het Evangelie breidt er zieh meer en
meer uit. Djoun is de plaats, waar het in der tijd den Latij-
nen gelukte, een aanzienlijk getal leden der Grieksche kerk over
te halen, die zieh daarop in een afzonderlijk ligchaam verza-
melden, dat onder den naam van de Grieksch Catholieke kerk
later zooveel navolgers heeft gekregen.
Te Tyrus is mede een begin van Evangelielicht. Yerscheidene
inwoners zijn beslist de Protestantsche gevoelens toege-
daan, en hebben ons zeer dringend om eenen schoolmeester
verzocht, die tevens in staat is om volwassenen den weg des
heils bekend te maken. Ik hoop, dat wij weldra aan hun verlangen
zullen kunnen voldoen. Sidon was de moeder van • Tyrus
en onze nieuw geboren Protestanten van Sidon onderwijzen
thans hunne betrekkingen van Tyrus in de waarheid naar j e -
ZUS CHRISTUS.
Ik ben naar Abeyh gekomen om de kleine e m i l y c a l h o u n
te zien. Zij is ernstig ziek. Mr. c a l h o u n is beter dan ver-
leden jaar; doch niet sterk. Hij heeft onlangs een toer ge-
gemaakt naar ’Ain-Zehalteh, Sharon, Medjel-Bdna, Bhamdoun
en Bhouwarah. Op al deze plaatsen vond hij de scholen in
bloeijenden staat. Sommige dezer dorpen worden bijna uitslui-
tend door Druzen bewoond; maar desniettemin zijn de scholen
vol. Zelfs zenden de Druzen ons hunne dochtertjes toe, of-
schoon ze wel weten dat de onderwijzers Protestanten zijn, die
niets dan Christelijke boeken gebruiken. Een dezer leermees-
ters schijnt iemand te zijn van grooten ijver. Hij is sedert
geruimen tijd door de Boomschen geexcommuniceerd; maar
nogtans ontvangen ze hem in hunne woningen en zenden bij
hem hunne kinderen ter school.
Mijne diensten werden onlangs te Tripoli gevorderd, alwaar
Mevrouw w i l s o n , de echtgenoot van den Zendeling, ernstig
ziek lag. Het Evangelie heeft ginds nog weinig voortgang ge-
maakt. De Zendelingen hebben echter nu en dan gesprekken
met de Maronieten van het gebergte boven Jebuil en met een
aantal anderen, die hoe längs hoe meer Evangelische gevoelens
beginnen te openbaren.
In den laatstverloopen herfst was ik op eenen togt met een
gezelschap, dat Baalbek, de Ceders en andere plaatsen ging bezoeken.
Mr. c a l h o u n , w i l l ia m Th o m s o n en ik, met drie van
de dames van ons gezelschap reden naar een der hoogste toppen
van den Libanon, vlak achter .de Ceders. Ik nam mijn Aneroid
(barometer) mede en bevond de hoogte in ronde cijfers 9000
Eng. voeten te zijn, dat is 600 voet minder dan de Majoor
v o n w il d e n b r u c h opgaf eenige jaren geleden. Wij stonden
op hetzelfde punt, dat de Majoor bezoeht (ik was toen bij hem).
De inlanders noemen het Fum-el-HLizab. Een andere bergtop,
iets noordelijker gelegen en oogenschijnlijk nog 200 voet hooger,