uiet met de Arabieren eens, die tot een spreekwoord hebben,
dat zure melk aan eenen dooden het leven wedergeeft; want
ik heb bij ondervinding bevonden, dat zure melk ligt aan
eenen levenden den dood kan geven, als hij, verhit en
vermoeid door de gloeijende zon en de lange reis, niet met
groote behoedzaamheid de hoog geroemde lebban nuttigt. Ter-
wijl ik in de schaduw van den notenboom het heete middaguur
liet voorbijgaan, hadden zieh eenige lieden om ons heen verza-
meld, die de een al meer dan de andere verzekerden, dat het
onmogelijk was met de geladene muilezels de Kouweh over te
trekken. De rotsen, zeiden zij, liggen er zoodanig op een ge-
stapeld, dat gij groote moeite zult hebben er zelf vöorbij te
komen. Ik was dom genoeg om hen te gelooven, en, op de
verzekering van een dezer gaauwdieven, dat hij eene plaats
wist, waar wij veilig de rivier konden overtrekken, en ons tot
gids wilde zijn, tegen betaling natuurlijk van eenen baksjiesch,
nam ik hem in dienst en begaf mij op zijne aanwijzing naar
de leontes, die driekwartier uurs van ’Äm-Tmeh diep en verborgen
in hare rötsgroef voortdwarrelt. Het bleek intusschen
alles bedrog te zijn, wat de kerel ons had voorgepraat. De
weg was goed en breed, en ook geenszins een pad aan hem
alleen bekend, maar de gewone groote weg van Sidon over de
Kouweh-brng naar Damascus. De schildering, die hij ons zoo
levendig had voorgesteld van schier onoverkomelijke klippen
en rotsen, was slechts eene list, om in het bezit van eenige
piasters te geräken.
Gij ziet, mijn vriend, dat al mijne ondervinding onder dit
volk mij nog niet genoeg geleerd heeft, hoe hunne listen en
leugens te ontkomen.
Mr. Thomson had mij vroeger reeds veel van deze natuur-
lijke brug over de Leontes verhaald. Men ziet op deze plaats
duidelijk, dat de rivier zieh in jaren van een onheugelijk verluden
een weg gevormd heeft van uit haar bed in de hoög gelegene
vlakte van Coelo-Syrie door eene scheur, waarmede de
voet des Libanons in zijne geheele lengte van het NO. naar
het ZW. is gespleten. De aandrang van het water heeft deze
groeve langzamerhand verdiept en verwijd en het bed gevormd,
waarover de kokende golven thans henen rollen. Op sommige
plaatsen is de bergscheur zoo naauw, dat men van de eene
rots op de andere aan de tegenovergestelde zij de kan springen
zonder gevaar. En de Kouweh vertoont een gedeelte, waar de
steenmassa ongescheurd is gebleven, doch waar het wateT van
onderen zijnen weg door .de rots heeft heengeboord. De geul
is hier in waarheid ijzingwekkend. De vreeselijk door elkander
geworpen rotsen en het donderend bruisschen en opstuiven
der wateren in die donkere diente, die soms door het groen
van sycamoren en wilde vijgenboomen gedeeltelijk is verborgen,
geen pen kan zulk een tooneel in al zijne woestheid en grootsch-
heid beschrijven.
De zon was reeds laag, toen ik Tel-Thata bereikte, gelukkig
nog niet te laag om de mine van het tempelgebouw op het
treffendst te verlichten. Mijne schets zal u den bouwval en
den prächtigen Hermon op den achtergrond mededeelen, eene
beschrijving kan ik dus achterwege laten. Nog eens mögt ik
hier mijne oüde vrienden aantreffen, de zendelingbroeders Thomson
en woRTABBT j die Dr. robinson van Hdsbeiya tothiertoe
hadden vergezeld., Mr. Thomson’s werkzaamheden riepen hem
echter thans naar Sidon terug, terwijl Mr. wortabet den ge-
leerden reiziger näar Damascus zou begeleiden.
Hun voornemen was om over JRachleh naar de oude Syrische
hoofdstad te reizen. Op dezen weg heeft men belangrijke tempelruinen
en de Professor wenschte ze te bezoeken. Wel verzekerd
zijnde, dat der wereld door de pen van dien reiziger
ginsche bouwvallen uitvoerig zouden worden bekend gemaakt,
dacht het mij ter verkrijging van meerdere kennis des lands
beter, het dal tusschen den Libanon en Anti-libanon, de zoo-
genaamde B'kaa, of vlakte van Coelo-Syrie op te reizen, alvo-
rens naar Damascus over te steken.
Ik verliet dan Tel-Thata, of gelijk het ook genoemd wordt
naar eene aldaar gebouwde Moslemsche weli Nabi Suffa, den
volgenden morgen vroeg en bepaalde het dorp ’Aiteh aan den
westelijken vöet des Anti-libanon''s voor mijn nachtstation. Ik
bereikte het ook zonder anderen tegenspoed, dan den last dien
mijn bange mukhari mij veroorzaakte: want het scheen als of
de vrees van door Druzen aangevallen te worden hem alle
geestkracht had benomen ; hij wilde maar niet voort, gedurig
bleef hij achter en pruttelde den geheelen weg over, mij ver-
wijtende, dat ik zijn leven in gevaar bragt door mijne ge-
waagde reis. Wij waren de dorpen Kefr-Muski en Kaukab
reeds voorbij, toen wij längs Mheiti passeerden, waar de lieden