ongestoord. Men heeft er hier en daar onder eenen vijgeboom of
olijfboom schaduw, waarin men zieh kan nederzetten en aan
stille overpeinzing overgeven. De stad op misschien 800 à 400
eilen (regtlijnig) afstand is natuurlijk thans geheel anders dan
het Jeruzalem in de dagen van onzen Heer; maar hare iig-
ging en hoofdkaraktertrekken, het gebergte in den omtrek,
het koloriet, de helder blaauwe lucht, dit ailes is hetzelfde
gebleven, en daardoor kan men zieh tamelijk wel in de dagen
van ouds verplaatsen. J e zu s heeft hier waarschijnlijk oolc me-
nigmaal onder dezen of gen en olijfboom neérgezeten, alleen
of met zijne discipelen. Met welk een oog van Goddelijk
ontfermen moet Hij gedurig het verharde en verblinde Jeruzalem
hebben aanschouwd. Hoe menig gebed is hier van
Hem tot Zijnen Yader opgezonden, als Hij//'des nachts uitging
en op den berg vernachtte, genaamd den Olijfberg1''1). O,
wie zal ooit de diepte kunnen peilen van de liefde, die Hem
over Jeruzalem deed tränen störten, toen Hij voor de laatste
maal opkwam tot het feest, en bij het omrijden van den voet
des Olijfbergs, op den Bethanischen weg, de stad voor zieh zag
in al hären koninklijken luister, maar tevens verblind en afge-
keerd van //hetgeen tot hären vrede diende,” en daarom over-
gegeven tot benaauwheid en verwoesting gelijk de aarde nimmer
te voren had aanschouwd P 3) Och, dat ons j e z u s op den Olijfberg
nimmer uit de gedachten wäre, Hij, die //gisteren en heden
dezelfde is en in eeuwigheid” 8).
Misschien stelt gij u voor, dat ik, op en over den Olijfberg
wandelende, ook vooral den hof Gethsemand dikwijls bezoek?
Doch neen, dat is het geval niet. De kleine piek grohds,
160 Eng. voet lang en 150 breed, thans door eenen vierhoeki-
gen, hoogen, witgepleisterden muur omsloten, en het eigen dom
der Latijnen, de piek waarin van de oude olijfboomen aan den
voet des bergs een achttal zijn afgesloten, en die sedert de
dagen van h e l e n a door de overlevering als Gethsemand wordt
aangewezen, heeft, indien hier waarlijk de hof van j e z u s ’ bitter
zielelijden geweest. is, al haar eigenaardigs verloren. —
Yolgens h i e r o n x m u s was in zijn tijd eene kerk over deze
plaats gebouwd. Indien de kerk den geheelen hof bedekt heeft,
zullen de olijfboomen er voor plaats hebben moeten ruimen.
Nogtans beweert men, dat deze boomen dezelfden zijn van de
dagen van onzen Heer. Het is echter mogelijk, dat de bid-
kapel slechts klein was en alleen de holle rots bedekte, waar
men, naar de gewoonte om alles in spelonken te identificeren,
voorgeeft, dat de Heer het tweemaal herhaalde gebed heeft gebenden
Hoe dit zij, of de overlevering juist is of niet, er
heeft om Gethsemand een strijd bestaan even bitter als om de
andere zoogenaamde heilige oorden; de Latijnen hebben het
veld behouden, en de Grielcen, om zieh schadeloos te stellen,
hebben uitgemaakt, dat deze piek gronds het wäre Gethsemand
niet is, terwijl zij een ander, een weinig meer ten N. gelegen
terrein daarvoor aanwijzen, hetwelk zij als hun eigendom, met
een lagen ruwen muur hebben omringd. In eene teekening,
die ik van het Kedron-dal heb gemaakt, gezien van de hoogte
ten NO. der stad, ziet gij de betrekkelijke ligging van de
beide lokaliteiten. Droevig als deze vijandschap is tusschen
hen, die naar den naara van c h r i s t u s zijn genoemd, eene vijandschap
over de plaats waar c h r i s t u s den bittersten doods-
angst leed, opdat Hij alle vijandschap van den mensch tegen
God, anderen en zichzelven zou verzoenen, niet minder droevig
is de wijze, waarop de Boomschen iedere piek verbasteren
en bederven, die met het leven en lijden van den Zaligmaker
in betrekking staat. De muur, die thans de acht oude olijfboomen
omringt, dagteekent eerst van deze laatste jaren. De
monniken schijnen dien noodig geacht te hebben, eerstens om
dit hun grondeigendom te verzekeren, en ten andere om de
olijftakjes en blaadjes niet zonder baksjiesch te laten afbreken,
_daar toch geen reiziger Gethsemand bezoekt, die niet wenscht
zulk eene herinnering van zijnen pelgrimstogt meé te brengen.
Eenmaal de muur gereed zijnde, zoo hebben de monniken den
hof, het tooneel van j e z u s ’ doodsangst, naar de gewone wijze
der Boom sehe kerk versierd. Paadjes en bloemperkjes, hek-
werk en versierselen hebben Gethsemani in eene plaats ver-
anderd, die den bezoeker den indruk van een theetuintje moet
geven. Hebt gij lust er binnen te treden, gij vindt eene kleine
deur aan den Oostelijken muur, waaraan gij slechts behoeft te
kloppen, om dien spoedig door eenen monnik geopend te zien,
die u voor eenige piasters gaarne zal bevredigen. Wat mij