het afgeloopen jaar,” zoo schrijft Bisschop g o b â t in zijn jaar-
lijksch rapport over de Jeruzalemsche zending x), n zooveel ziekte
heerschte, dat er naauwelijks een huisgezin gevonden werd,
waar zieh niet één of meer gevaarlijke kranken bevonden, en
daaronder ook de beide onderwijzers der diocese-school, terwijl
er niemand was om deze zieken behoorlijk te verzorgen, schreef
ik aan Pastor f l i e d n e b , , met verzoek om ons twee zijner vrome
diakonessen toe te zenden, die onze kranken zouden kunnen
verplegen, onze vrouwelijke proselieten regelmatig bezoeken en
zoo mogelijk eene helpende hand verleenen in de school, wan-
neer de onderwijzers ziek mogten zijn. In April (1851) bragt
de Heer f l i e d n e b in persoon vier Diakonessen tot ons over,
waarvan eene als Directrice en eene andere voor de apotheek
van de nieuwe inrigting was bestemd. Deze beiden worden
ondersteund door twee verschillende committes in Pruissen; de
beide anderen, meer bepaaldelijk voor de verpleging onzer kranke
proselieten bestemd, zijn ten mijnen laste. Zij wonen allen te
zamen in een huis, waar zij patienten opnemen, die eene bij zon-
dere verzorging vereischen. Daarenboven bezoeken zij regelmatig
onze armen, de armen van geest zoowel als de armen
naar het tijdelijke, voornamelijk de vrouwen, om hen met raad,
onderwijs en gebed tot hulp te zijn. Reeds beginnen zieh
eenige eerste vruchten van hunnen arbeid te vertoonen. Hun
stil, ootmoedig en liefdadig leven, zoo geheel van den geest
des Heilands doortrokken, kan niet anders dan heilzaam op de
In een later schrijven van den Heer crawford , (zie Jew. Int. Sept. 1853) zieh
wij de volgende resnllaten van dezen plakkatenstrijd: » Ik heb geen nieuwe pogin-
gen aangewend om in de Jodenwijk te preeken, in de hoop dat het Committé van
het Genootschap mij de vergunning zon zenden om gebruik te maken van de He-
breenwsche pers alhier, waardoor ik den strijd met te beter gevolg meen te kunnen
voeren. Ik gevoel mij daartoe aangemoedigd, doordien de Rabbijnen mijn plakkaat
met groote belangstelling hebben gelezen. Had ik de drukpers tot mijne hulp
gehad, ik zou een aantal exemplaren van het plakkaat hebben kunnen verspreiden.
Nogtans, vele Joden hebben ook nu mijne uitdaging gelezen en sommigen hebben
een antwoord beloofd; doch niemand heeft zieh nog voor de uitgeloofde premien
komen aanmdden. In mijnen winkel had ik gedurende eene poos slechts weinig
bezoek. Eene maand gcleden kwam voor mijne deur een Babbi van een bijzonder
eerwaardig voorkomen, en vroeg mij, of ik een geneesheer was of niet. Ik her-
ham van ja , en begon, zoo goed als ik dit zonder tolk in staat was te doen, hem mijne
wäre positie en oogmerken te verklären. Maar hij keerde zieh spoedig om, en
verliet mij in der haast, terwijl hij tot de omstanders zeide: »Geheel wat anders.””
1) Zie »Fortyfonrth Report of the London Society for prom. etc.” p. 39 etc.
harten van Joden en Heidenen werken. Dr. m a c g o w a n heeft
de vriendelijkheid gehad zijne diensten zonder eenige belooning
aan deze inrigting aan te bieden. Ik mag ook de hulp niet ver-
zwijgen, die het //Londensche genootschap tot verspreiding enz.”
ons verleend heeft in het dragen van de reiskosten van twee
der Diakonessen.”
Het huis, waarin de Diakonessen wonen, die zieh aan dezen
arbeid der liefde toewijden, ligt op den berg Zion, digt bij het
Britsche Oonsulaat. Het behoort aan den Koning van Pruissen,
die het voor de inrigting heeft aangekocht. Op drieërlei wijzen
trachten de Kaizerswerthsche verzorgsters in het huis zelf goed’
te doen: door het hospitaliseren van kranken, hetopvoeden van
hinderen en het herbergen van reizenden. De beide eerstge-
noemde takken zijn ten koste van het Hoofd-etablissement te
Kaizerswerth en worden voorts door particulière liefdegiften ondersteund.
In het hospitaal, waar thans 12 bedden zijn, worden
zieken van alle natiën en Godsdiensten opgenomen ; de
instructie is hier: door lichaamsverpleging en het bewijzen van
daden der Christelijke liefde den weg te helpen banen voor de
waarheid des Evangelies tot de harten van hulpbéhoeftigen en
onwetenden. Door de zorg des Konings van Pruissen is in
het begin van dit jaar de Eerw. Heer V a l e n t i n e s als zielver-
zorger aan de inrigting toegevoegd. Weldra ( 2 Mei) zal het
een jaar zijn, dat de Diakonessen hier door Pastor f l i e d n e b
werden gevestigd, en de lijst der zieken, gedurende dit jaar in
hun hospitaal verpleegd, zal alsdan de volgende cijfers toonen :
Duitsche Protestanten. . . 14 Arabische Latijnen. . . . . 1 0
n R.-Catholijken . 2 Joden. ............................ 8
Italiaansche R-Cathol. . . 3 Proselieten............................ 1 2
Arabische Protestanten . . 1 0 Koptische Christenen. . . 4
» Grieken. . . . . 9 Mohammedanen.................. 5
Russische Grieken ] Totaal. . . . . 78
Hiervan zijn 46 mannen en 32 vrouwen.
In den brief van Bisschop g o b a t zaagt gij reeds, dat in
het opvoedingslokaal wezen en andere hinderen, die verzorging
en onderwijs behoeven, worden opgenomen. Het hoofddoel is,
jonge meisjes tot Christelijke opvoederessen en verpleegsters voor
Oostersche landen te vormen. Er zijn thans 8 zulke hinderen