wanneer zij andere menschen dooden!). Neen, ik acht h e l e n a ,
met al hare vrome verkeerdheden (of wilt gij, liever verkeerde
vroomheden) te hoog om zulk een duivelsch bestaan in haar
aan te nemen. Ik zeg liever ronduit: hier liegt de overleve-
ring; h e l e n a was tot zulke snoodheid niet in staat. Maar zie
eens, hoe de overlevering zieh zelve blootstelt! Niet alleen
h e l e n a verlaagt zij; maar zij neemt ook aan, dat het gru-
welstuk, aan haar toegeschreven, Gode welgevallig was en
door Hem met de terugvinding der kruisplaats werd bekroond.
Ik geloof, dat de eenvoudige waarheid ongeveer wel deze zal
zijn. H e l e n a kwam naar Jeruzalem en zocht naar Golgotha.
Wat haar aanleiding gegeven heeft om te gelooven, dat het
lag waar nu de Grafkerk staat, wil ik niet onderzoeken. Het
doet er ook niet toe. Zij meende, dat zij de plaats had ont-
dekt en bouwde hare kerk, die k o n s t a n t i jn negen jaren later
vergroot en voltooid heeft en op het prächtigst ingewijd.
En wat is dan de slotsom der geheele zaak? Niets anders
dan dat h e l e n a de stichtster was en k o n s t a n t i jn haar zoon de
stichter van eene kerk, die zij meenäen dat het graf en de
kruisplaats des Heilands bedekte. Die zij meenden, en die
duizenden na hen gemeend hebben, hunne meening blindeüngs
volgende. In latere dagen is het wetenschappelijk onderzoek
de zaak ter zijde getreden. Maar, gelijk het altijd gaat, als
een zeker gevoelen ons vooraf tot de eene of andere uitkomst
doet overhellen, zoo ook hier. De wetenschap kon met de
overlevering, zoo als zij in hare kindscheonwetendheidtevoor-
schijn trad, niets bewijzen. Daaromvlocht zij een net van allerlei
hypothesen, niet op nuchter onderzoek, maar op de begeerte
gegrond, dat de uitkomst moest toonen, dat de Grafkerk waarlijk
de Hoofdschedelplaats bedekt. De topographie van Jeruzalem
werd om dies wille verwrikt en verwrongen, en het resultaat is
natuurlijk, dat de zaak der Grafkerk tegenwoordig in veel groo-
tere duisternis ligt gehuld dan ooit te voren. Men late deze
//valschelijk alzoo genaamde wetenschap los,” onderzoeke onaf-
hankelijk van haar den toon en de kracht der overlevering, stelle
daartegen het Bijbelverhaal van j e z u s lijden en sterven over,
men werpe eenen blik op Jeruzalem''s platten grond — en oor-
1) Joh. XVI : 2.
deele dan of de tegenwoordige Grafkerk het wäre Calvarie kan
bevatten! *)
tf aar er is meer. Wij leeren den Heer onzen God kennen uit
Zijne werken, en wat Hij in hetreedsverledeneheeftgewrocht,
is ons in dezen een rigtsnoer voor het tegenwoordige en toeko-
mende. Het is ook zijn wil, dat wij op Zijne wegen en werken
letten, en dat wij Zijne leidingen met de kinderen der menschen
onderzoeken. //Wie is wijs? die neme deze dingen waar” 3).
Welnu dan, wat leert ons het Goddelijk Woord aangaande reli-
quiën en heiligdommen ? G id e o n , de man door wiens hand de
Heer zoo groote verlossing in Israël had gewerkt, viel door de
afgoderij, die hij bedreef met eenen efod. //Hij stelde dien in
zijne stad, te Ofra, en gansch Israël hoereerde aldaar denzel-
ven na ; en het werd g id e o n en zijn huis tot een valstrik” 3).
H iz k ia udeed dat regt was in de oogen des Heeren,” — //en
hij verbrijzelde de koperen slang, die m o z e s had gemaakt,
omdat de kinderen Israëls tot die dagen toe haar gerookt had-
den” 4). De akker des Verbonds werd overgegeven in de hand
der Eilistijnen, zoodra Israël van haar verlossing verwachtte. //Laat
ons van Silo tot ons nemen — zeiden zij — de ark des Ver-
boiids des Heeren, en laat die in het midden van ons komen,
opdat zij ons verlosse van de hand onzer vijanden. En de
arke. Gods werd genomen5). Neen, Golgotha!s vereering en
aanbidding is geen vereering en aanbidding van den Heer en
zijn’ gezalfden! Integendeel, dewijl zulk eene eeredienst in strijd
is met Gods wet, zoo behoorde men zieh op het allerzorgvul-
digst daarvoor gewacht te hebben. Dat de Heer m o z e s graf
verborgen heeft6) , wel wetende hoe zijn volk anders met die
plaats afgoderij zou bedrijven, leere ons wat zijne bedoeling is
met de verberging van het graf zijns Zoons. Hoe vroom en
godsdienstig het ook ' möge schijnen, van de heilige plekken
in Palestina bijzondere bedehuizen temaken, als wäre een gebed
op zulk eene plaats Gode aangenamer en ons nuttiger dan
elders, nogtans wat de Heer je z u s de Samaritaansche vrouw
toevoegde; //noch op dezen berg (Gerizim), noch te Jeruzalem,
1) Zie voor een meer kritisch onderzoek de boven reeds genoemde schrijvers;
vooral r o b in s o n , Biblic. Res: 2 vol. p. 12 etc. en p. 64 etc.
2) Ps. C V I I: 43. 3) Rigt. V I I I : 27. 4) 2 Kon. X V III: 3 , 4 .
5) 1 Sam. IV : 3—11. 6) Heut. XXXIV: 6.