voorstellingen, die sommige schrijvers en vooral ook de Ame-
rikaansche reizigers van 1848 van de Boode Zee hebben opge-
hangen. Ik verwachtte een tooneel, akelig ZOnder wedergä
en ik vend een meer, kalm en effen, blaauw en helder, met
een onbewolkten hemel, met een gladden en vlakken oever, en
met bergen omgeven, wier blaauwe doorschijnende tinten eene
zeldzame schoonheid bezitten. Waarbij zal ik het gezigt der
Boode Zee vergelijken? Ik vond, dat het zeer veel overeenkomst
had met Loch Awe, dat schilderachtige meer aan de westkust
van Schotland, ’t l s waar, de Boode Zee heeft geene dorpen
en landenjen, die haar omringen, geeu bosschen en kasteelen
aan hare oevers; maar wat de algemeene trekken aangaat, de
blaauwe watervlakte, den vorm en het koloriet der bergen, zoo
moet ik m alle opregtheid zeggen, dat de indruk van het zoute
meer volstrekt niets van dat ijzingwekkende voor mij had,waar-
mede andere reizigers het ons afschilderen. Integendeel, het
gezigt van zulk eene breede watervlakte had, na de reis in het
vreesselijk woeste en dorre gebergte, iets liefelijks en verkwik-
kends, dat mij aan de beschrijving uit de Schrift der Siddim-
vallez deed denken, vo'o'r nog de Heer Sodom en hare naburige
steden had omgekeerd i). Dat zieh op deze diep tusschen hooge
ergen ingezonken zee nogtans akelige tooneelen vertoonen, als
stormen en rukwinden de elementen beroeren, gelijk men er
staaltjes van aantreft in de expeditie van den Heer u y n c h ,
zulks laat zieh ligt voorstellen. Ik mag mij dus gelukkig re-
kenen, dat ik zoowel van Masada!s hoogte, als längs den berg
Usdoum het meer in zulke günstige omstandigheden heb gezien.
Vooral den vorigen dag was de lucht bijzonder helder; heden
hing een nevel over de watervlakte, het gevolg van de uitdam-
ping der vochtdeelen, die gisteren geringer was door de mindere
wärmte der atmosfeer. Welligt ook bespeurt men van de
hoogte den nevel minder dan van het strand.
De fabel, dat vogels, die het waagden over het meer te
vliegen, door den vergiftigen damp des waters dood nedervie-
len, is reeds door anderen herhaaldelijk wedersproken. Ik zag
niet alleen eendvogels over het meer vliegen; maar ook daarin
zwemmen en duiken naar al den lust en aard hunner amphi-
biale natuur. Levende dieren, althans visschen, weet men echter
met volkomen zekerheid, dat zieh in het door zout over
verzadigde water niet ophouden. De enkele doode visschen en
schulpen, die men soms aan den oever heeft gevonden, waren
uit de Jordaan afkomstig. Het eenige, wat de Boode Zee op-
levert, is, behalve bitume en zwavelmengselen, zout, dat zieh in
kristalachtige korsten zet om alles wat met haar water in aan-
raking komt. Zoo b. v. ziet men op den oever eene menigte
drijfhout, met eene meer of min doorschijnende zoutlaag om-
trokken; zelfs steenen en stukken klei zag ik met zulke zout-
korsten bezet. Ook is de oever, die in den regentijd, wanneer
de waterspiegel hooger rijst, gedeeltelijk werdt geinundeerd, door
het zout zoo geheei en al doortrokken, dat hij er in de verte
van schittert, terwijl iedere holligheid in het zand, klein of
groot, met een zoutkorst is overdekt. Aan het zuider eind
van het meer is eene moerassige vlakte, door de Arabieren el-
Ghor genoemd, waarschijnlijk de plaats waar d a v i d de Syriers
sloeg (1 Krön. X V III: 12 heeft juister: de Edomieten) gelijk
ook a m a z i a 1) , en die in de Schrift als het //zoutdal” voor-
komt. Deze vlakte is des winters dikwijls overstroomd. Daarna,
als de regens ophouden, trekt zieh het water terug, en eene
zoute, bitumeuse, modderachtige moeras blijft achter, die zieh,
uit de verte gezien, door het schitteren der zoutdeelen als eene
watervlakte vertoont, maar naderbij gekomen haar waar karak-
ter openbaart. In de wintermaanden is het overtrekken dezer
vlakte wegens den lossen moerassigen bodem zeer gevaarlijk,
wordende de moeras dan nog daarenboven doorsneden door een
aantal kleine tijdelijke waterstroomen, die van het zuiden naar
de Boode Zee afloopen.
Veel is over het ontstaan der Boode Zee en de verschrikke-
lijke catastrophe van Gen. XIX geschreven. Vele hypothesen
zijn er gevormd. Het eenvoudige Bijbelverhaal is door veel
zoogenaamde wetenschap verdonkerd geworden. In deze dingen
zal ik mij thans niet inlaten; maar na al het in boeken be-
schrevene met aandacht gelezen, en na de Boode Zee bij Ma-
sada en aan haar zuidelijk einde in oogenschouw genomen te
hebben, geef ik u het volgende als mijn individueel gevoelen.
Uit de gepeilde diepten blijkt, dat de Boode Zee van de Jordaan
tot aan het groote schiereiland aan hare ZO. kust, (door