rig zou ik mij uitdrukken door te zeggen de fondamenten der
ruínen, dewijl de huizen hier waarschijnlijk uit een mengsel
van natuurlijke ronde steenen en klei waren gebouwd, die in
den loop der eeuwen tot hunnen oorspronkelijken staat zijn te-
ruggekeerd, zoodat men thans te vergeefs naar de bouwvallen
der oude grensstad rondziet.
Ook de putten van Ber-Seba zijn evenmin als die van 'Adarah
uit de verte zigtbaar. Ik kon mij nu volkomen voorstellen, hoe
H a g A R , als haar kind van dorst dreigde te sterven, toen zij
dwaalde in deze woestijn, zieh nabij zulk eene waterput bevond,
zonder er nogtans van bewust te zijn1), tot dat de Heer hare
oogen opende en haar, op eenen kleinen afstand sleehts, water
deed vinden. Of dit een der tegenwoordige vijf putten van Ber-
Seba was, wordt ons niet gemeld; echter wel dat a b r a h a m te
dezer plaats een verbond maakte met a b im e l e c h , koning van
Gerar^ //Daarom noemde men die plaats Ber-Seba, omdat die
beiden daar gezworen hadden” 3).
Ik had mij voorgenomen den dag te Ber-Seba en daarom-
streeks door te brengen. Als de woonplaats der aartsvaders 3),
als de rigtstad van s a m u e l ’s zonen4) joëL en a b í a , en als de
zuidelijke grensstad van Israël, zoo wel bekend uit de herhaaldelijk
voorkomende woorden //van Dan tot Ber-Seba'' 5), had Ber-Seba
te veel Bijbelsehe -aantrekkelijkheid voor mij om er zoo spoedig
van te scheiden. Daarenboven was het plekje door zijn weel-
derig gras en voortreffelijk water uitlokkend, al is ookhetwoud
door a b r a h a m aldaar geplant sedert eeuwen reeds verdwenen.
Maar s a l e h smeekte mij hier niet te blijven. Van verscheidene
kanten zagen wij Bedouinen tot ons komen, die ons grooten
last zeuden veroorzaakt hebben, indien wij de tent hadden op-
geslagen ; want ofschoon zij wel geen regtstreeksche vijanden
waren van a b o u d a h q i t k , behoorden ze toch ook niet tôt zijne
vrienden., en het was onveilig dit dievengespuis door het op-
slaan der ta it in verzoeking te brengen van ons uit te plünderen.
Zoo vergenoegde ik mij dan met een uur rustens, terwijl wij
de paarden en muilezels .drenkten uit de steenen drinkbakken,
die aan de zijden liggen der putten. Nog eene andere teleur-
•stelling door den oorlog tusschen de Bedouinen in wadi Sjeríañ
I) Gen. XXI : 14—19.. 2) Vers 31. 3) Gen. XXII: 19; XXVI: 23;
XLVI : 1. 4) 1 Sam. V I I I : 2. 5) Rigi. XX :1 enz.
veroorzaakt moest ik mij getroosten. Volgens het contrakt met
a b o u d a h o u k z o u ik van Ber-Seba naar Gerar reizen, ’t l s
waar, de Sjech had mij gezegd, dat Gerar hem onbekend was;
maar desniettemin had ik Gerar in de lijst der te bezoeken
plaatsen bedongen, dewijl ik hem niet geloofde, en meende dat
hij zieh met Gerar onbekend voordeed om mij niet in die stre-
ken te laten reizen. Gerar is sedert langen tijd vergaan en
hare ligging in vergetelheid geraakt. De Schrift geeft echter
genoegzame gronden op om de plaats der oude Filistijnsche
hoofdstad ergens tusschen Ber-Seba en Gaza te zoeken. Doch
wat ik ook beproefde, beloften of dreigingen, s a l e h bleef
onverzettelijk. Hij was door niets te bewegen mij den weg
naar Gaza op te brengen, zoo zeker oordeelde hij onze ont-
moeting met de vechtende partijen van wadi Sjenah, die wij
noodzakelijk hadden te passeren, noodlottig. Wilt gij, dat ik
u längs oudheden breng, zeide hij, dan zullen wij van hier
eenen omweg maken naar Bir-Isek, en zoo naar Beit-Jebrin;
maar verg mij niet uw leven en dat uwer geleiders in roekeloos
gevaar te stellen.
Ik had tot dus ver den ouden s a l e h z o o geschikt en bereid-
vaardig gevonden, dat ik het onraadzaam oordeelde den togt naar
Gaza van Ber-Seba door te drijven. Ook was de weg door hem
naar Beit-Jebrin voorgesteld, nieuw: geen reiziger had dien nog
genomen, en ik zou dus, Gerar missende, door andere ontdek-
kingen worden schadeloos gesteld. Haastig maakten wij ons dan
voort, om tevens vrij te raken van een half dozijn bedelende
Bedouinen, die ons nog lang volgden in de hoop van in het
bezit van het een of ander, ten minste van een’ baksjiesch te
geräken. Onze koers was thans NNO., längs de fondament-
overblijfselen van de stad Ber-Seba heen, die verleden jaar tot
dorschvloeren hadden gediend, ten gevolge waarvan eenige ach-
tergeblevene graankorrels zieh zelven op nieuw hadden gezaaid
en nu reeds tot halmen met aren waren opgeschoten. De akkers,
waarop ze vroeger waren geteeld, lagen ter zij de vanonzenweg.
Gedurende anderhalf uur leverde onze togt niets merkwaar-
digs op. De gewone karavanenweg van Bgypte naar Hebron
bleef hoe langer hoe verder ter regier, of O. zijde, liggen. Wij
kwamen nu aan den ingang van het Judea-gebergte. Langzaam
loopt het op, met breede valleijen, die eer door heuvelen dan
door bergen schijnen omringd. De grasbekleeding der woestijn