negen, om den loop der straten in het Jeruzalem van onze
dagen op verre na niet te houden voor hetgeen men er van
opgeeft. Zoo b. v. de Via Dolorosa, ’t Spreekt immers van
zelf, dat, Golgotha op eene geheel andere plaats gelegen heb-
bende dan men voorgeeft, ook de Lijdensweg niet längs de
straten kan geweest zijn, die men er thans voor aanwijst.
Ook is deze aanduiding der Via Dolorosa alleen volgens eene
overlevering, die eerst lang na de Kruistogten in de wereld
gekomen is. — De groote oneenigheid tusschen de verschil-
lende schrijvers over Jeruzalem moet u in het oog gevallen zijn.
Mij verwondert hun verschil van gevoelen niet meer. Berstens
zijn de gewijde en ongewijde topographische opgaven met
den tegenwoordigen toestand der stad hoogst moeijelijk te ver-
gelijken, en ten anderen bedenke men, dat de grond van het
oude Jeruzalem op sommige plaatsen niet minder dan 40 en 50
voeten onder het puin ligt verborgen. — Wat men thans voor
hoogten houdt, kan later wel eens blijken, niets dan puin geweest
te zijn. Mij dunkt, het is in vele plaatsen niet wel mo-
gelijk iets stelligs over de oude lokaliteiten aan te wijzen, zoo
lang niet eene totale wegruiming van het puin heeft plaats ge-
vonden. Dat zulks onder de tegenwoordige bedeeling niet kan
geschieden, spreekt van zelf. ’t Zou niets minder vereischen dan
het afbreken en geheel op nieuw herbouwen der stad. Maar
zullen wij daarom zeggen, dat zulks nimmer zal plaats hebben?
Wat is er naar den mensch onwaarschijnlijker dan dat de Joden,
de verworpelingen aller natien, in eere en magt zullen terug
keeren naar het land hunner vaderen? Wat nogtans heeft God
stelliger beloofd dan dit? //Yreemden zullen uwe muren bou-
wen, en hunne koningen zullen u dienen1),” staat er geschre-
ven; en wij gelooven dat het alzoo geschieden zal. Zoo volko-
men als het vervuld is geworden: n Zion is eene woestijn geworden
, Jeruzalem eene verwoesting ” 2) — // Zion zal als een
akker beploegd, en Jeruzalem tot steenhoopen worden, en de
berg dezes huizes tot hoogten eens wouds” 3) .— //En 1k zal
Jeruzalem stellen tot steenhoopen, tot eene woning der dra-
ken” 4); zoo waar als het woord van j e z u s nog hedeu staat:
//Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden;” 5) zoo
1) Jes. LX : 10. 2) Jes. LXIV: 10. 3) Jer. XXVI: 18. Micha I I I ; 12.
4) Jer. IX : 11. 5) Luk. XXI: 24.
waarachtig zal ook de Heer zijne beloften vervullen: // Ik schep
Jeruzalem eene verheuging en haar volk eene vrolijkheid. En
Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem en vrolijk zijn over mijn
voik” 1). — „Juda zal verlost worden en Jeruzalem zeker wo-
nen” 2). — „ Jeruzalem zal eene heiligheid zijn en vreemden
zullen niet meer door haar doorgaan” 3). __ „J)e jjeer zal
Zion nog vertroosten en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen” *).
Eeeds 18 malen is Jeruzalem veroverd geworden. Eerst door
die van j u d a en s im e o n (Eigt. 1 :1—8). Toen door d a v i d
( 2 Sam. Y . 1 1 0 en 1 Krön. X I : 4—8 ); daar in weerwil van
j u d a s verovering de Jebusieten nog meester van de stad ge-
bleven waren. Onder r e h a b e a m werd Jeruzalem door s i s a k ,
Koning van Egypte ingenomen ( 1 Kon. XIY : 25—28 en 2 Krön.
X I I : 2 1 2 ); maar bevredigd door de schatten van het Huis
des Heeren, trok hij weder af. Daarna viel de stad j o a s ,
den Koning van Israel in handen (2 Kon. XIY: 13, 1 4 ) , die
zijne wraak koelde door het afbreken van een deel van den
stadsmuur. Hersteld door u z z i a en h i z k i a bleef Jeruzalem
nog lang de hoofdstad van j u d a . N e b u k a d n e z a r nam haar
in van j o j a c h im ( 2 Kon. XXIY: 1 0 -1 6 ) en plunderde haar
uit. Z e d e k i a ’s afvalligheid van hem bragt zijn leger ander-
maal voor de stad, ditmaal om haar totaal te verwoesten ( 2 Kon.
XXY; Jer. XXXIX en LII). Opgebouwd door n e h e m i a na
de zeventigjarige gevangenschap, werd Jeruzalem, na door
ALEXANDER den Grooten verschoond geweest te zijn, doorpTo-
l e m e u s l a g i ,, Koning van Egypte, in het jaar 320 v. C. ingenomen.
Een lijdvak van worstelen tusschen E g y p te n Syrie
om het bezit van Kanaan en Jeruzalem deed daarna de stad
menige gedeeltelijke verwoesting en wederopbouwing ondergaan.
De Makkabeen bleven onder deze wisseHngen Jeruzalem om-
streeks 1 0 0 jaren regeren, tot dat p o m p e j u s de stad in 63
v. C. innam, door de eigen schuld der toen om haar bestuur
strijdende Makkabesche Yorsteu h y k c a n u s en a r i s t o b u l u s
H e r o d e s veroverde Jeruzalem in 37 v. C. en rigtte er een
vreeselijk bloedbad aan. Eindelijk werd Jeruzalem voor de
e lf de keer ingenomen door t i t u s , 70 n. C. Toen had de
gruwel der verwoesting plaats, die door d a n i ö l was voorzegd
en door den h e e r zelven zoo nadrukkelijk was aangewezen