— 156 —
zou hij uit de door mij betaalde 400 piasters niet zooveel tot
aandeel bekomen. S a l e h wenscht na het eten terstond naar
Hebron door te reizen, om de door b e s ja r a h bewaarde 2 0 0
piasters te ontvangen. Ik geef hem dezen brief mede om van
Hebron naar Jeruzalem en zoo per post verder te worden ge-
zonden. Gij zult mij wel willen helpen danken en loven voor
al de bewaring en bescherming, op dezen togt ondervonden.
Omstreeks het eind der volgende week hoop ik naar Jeruzalem
terng te keeren, als ik eerst nog eene reis zal gemaakt hebben
door het Filistijnsche land. Vaarwel steeds uwen . . . .
WiA/WWWWWW UVWWUVWW lA/WUVWtNtfV v/VWWWWWWW l/VWWV''vA/WW\/VW\/VWWVVVVW>A/WvVWWWWVVW
DE FILISTIJNSC HE VLAKTE.
tJM'ir (Bkron) 4 April.
Waardste Vriend !
Het begint meer en meer mijn Zondags-werk te worden,
u mijne lotgevallen meê te deelen. Niet bij verkiezing, maar
door nooddwang; want de dagelijksche reistogten worden op
den langen duur zoo afmattend, dat ik hartelijk blijde ben,
indien ik slechts iederen avond, op mijn reiskarpet in mijne
tent neêrgezeten, mijn journaal kan bijschrijven, uit hetgeen
ik gedurende den dag, te paard zittende, in mijn zakboekje
heb aangeteekend. Gewoonlijk is het laat, eer ik met het journaal
schrijven kan beginnen. Bezoekers blijven mij altijd op-
houden; en ze wegjagen, dat gaat niet. Ook is mij hun
gekeuvel steeds belangrijk, zoo niet voor geographische infor-
matiën dan ten minste om den aard van dit volk te leeren
kennen. Te Beit-Jebrin hebben ze het mij evenwel door al
hunne beleefdheden bij uitnemendheid lästig gemaakt. Ik kon
er naauwelijks met rust eten; en had ik hier ter plaatse niet
de vrijheid genomen, yotjsif, den Sjech van ’Äkir, te verzoe-
ken mij eene poos alléén te laten, ik zou den geheelen dag
geen enkel vrij oogenblik gehad hebben. Al blijft de tent dus
opgeslagen, en al houden wij rust, de dag des Heeren wordt
daarom nog door veel gestoord, dat ik gaarne anders zou wen-
schen. Maar wij hebben altijd en onder alle omstandigheden
vele goede wenschen, die onvervuld moeten blijven. Het komt
er hier dus op aan, den dag des Heeren den Heer te houden,
zooveel men kan.