hun karpet; ginds zag ik een beer met zijne vrouw en doch-
ter, die ook meS hadden gewild naar Palestina, rondwandelen
tusschen de mimosastruiken; elders vocht een troep Arabieren
om een paar piasters, waarvoor de een den anderen bedrogen
a ; en keerde ik mijn oog van dezen bonten voorgrond naar
hat verre Oosten, Noorden of Zuiden, dan waren daar de hoo-e
bergen van Jfraim, en Gilead, en Basem, en Moab, en de
wa eren der Dooäe Zee, om mij van de tegenwoordige ijdele
omgevmg naar de plegtige dagen der oudheid terug te roepen.
as het met reeds zoo laat in den nacht, ik zou mime
mijmermgen m de rivierboschjes van er-Biha nog eens met u
overmijmeren. Maar ik ben thans moede en moet haast de pen
nederleggen. Misschien znlt gij u wel voor kunnen stellen, hoe
m ij srae s leger, en b a h a b , en j o z u a , en e l i a , en e l i z a ,
en z a c c h e t js en de blinde b a k - t im e u s voor den geest traden.
Wat echter betreft de gelegenheid ,om met vrucht voor het ge-
moed met deze personen bezig te zijn, zoo is het onverschillig,
aan welke plaats der aarde men zieh bevindt. De Heilige Geest
alleen kan ons de dingen leeren, die des Geestes zijn, niet deze
ol gene localiteit.
Nog laat in den avond lag ik op den warmen grond naar
den prächtigen sterrenhemel te turen, denkende over allerlei, en
emdehjk ook over den togt van Jericho naar Beth-el, onzen toer
voor den volgenden dag. Dat deze togt gelukkig is afgeloopen ziet
gij aan het hoofd van dezen brief; maar heden ochtend, toen wij,
volgens afspraak, den Heer eihm met zijne tent ontmoetten aan
e zoogenaamde Ain-es-Sultan, de fontein van e l i s a , scheen
de kans daartoe niet zoo günstig. De Bedouinen weigerden
ons naar Beth-el te escorteren. Eerst, volgens hunne gewone
manieren met allerlei leugenachtige zwarigheden: de weg was
te steil en het bergpad te gevaarlijk voor onze beladene muil-
ezels; de afstand was te groot om op eenen dag afgelegd te
kunnen worden; er waren Beni-Seitan-Bedouinen in de nabij-
heid, en soortgelijke verzinselen meer, die ons geen zweemvan
waarheid schenen te hebben. De Engelsche consul dacht, dat
hij de Bedouinen wel zou kunnen bewegen om hunne verbind -
tenis, waarvoor ze reeds de halve betaling hadden ontvangen,
na te komen; maar zijne autoriteit had niet de minste uitwer-
king: zij bezwoeren het met de duurste eeden, dat er geen weg
van Jericho naar Beth-el bestond.
— Welnu, zeide Mr. e i n n tot ons, willen wij dan längs
er-Bameh naar Beth-el gaan? want ik kan niet gelooven dat
deze Bedouinen het met zooveel eeden zouden bevestigen, indien
er waarlijk kans was, om zonder hals breken regtstreeks naar
Beth-el te gaan.
Wij aarzelden een oogenblik. Wat de Consul aanvoerde, woog
zwaar in onze overweging. Doch — neen! — riepen wij uit,
als er geen weg bestond, dan hadden de schelmen zulks te Je-
ruzalem moeten zeggen, alvorens het contract aan te gaan.
Yoorwaarts slechts, de Bedouinen zullen ons wel spoedig vol-
gen, als zij zien dat al hun liegen en bedriegen niets helpt.
En inderdaad zoo was het ook. Tot op het tegenwoordige
oogenblik kan ik nog geen sleutel vinden tot het raadsel,
waarom de Bedouinen zoo hardnekkig weigerden ons den be-
geerden weg aan te wijzen; want noch de steile bergpaden,
noch vijandelijke aanvallen, noch de matige afstand van slechts
5 uren leverden eenig beletsel op. Op aanraden van Sjech
h a m m e d , die, toen hij ons besluit onveranderbaar zag, verzocht
dat ten minste onze goederen den omweg van er-Bameh mogten
nemen, hadden wij daarin bewilligd; maar ook dit was geheel
onnoodig. Indien gij ooit in deze streken mögt komen reizen,
neem gerust uwe muilezels van Jericho naar Beth-el mede.
’tWas intusschen met een gevoel van groote teleurstelling,
dat ik de e l i z a ’s fontein verliet, zoo wel om het digte en
zware geboomte, dat een der meest romantische tooneelen vormt,
die ik in Balestina heb gezien , als om de heldere waterkom,
en de beek die door de vlakte stroomt; en eindelijk niet minder
om de belangrijke ruinen, die gedeeltelijk onder het zand
zijn bedolven. ’t Is reeds door andere reizigers gezegd geworden,
dat Jericho hier heeft gelegen en niet waar nu, een half
uur verder ten ZO., het gehucht er-Biha is. Welligt zouden
uitgravingen te dezer plaatse belangrijke overblijfselen aan het
licht brengen. Maar ach! de reizigers zijn gewoonlijk zoo ge-
jaagd, als zij hier voorbij komen. Men bemerkt ge noeg om te
zien, dat er groote bouwvallen onder de zandhoogten liggen
begraven; maar er is geen tijd en geen gelegenheid om ze te
exploreren. Mijn lot was niet anders. Wat speet het mij, dat
onze bedienden niet bij e l i z a ’s hron, in plaats van op den
misthoop naast den vervallen toren van er-Biha, de tenten hadden
uitgespannen.