leidt ZW.waarts naar de vallei af, voert over eenen dam dwars
door het dal, en klimt aan gene zijde weder op, om zieh al-
daar met den uit de Jaffapoort körnenden weg naar Bethlehem
en Hebron te vereenigen. Eenige honderde voeten verder
N.waarts ziet gij nog een tweeden dam dwars in het dal;
Tnaar het duurt niet lang of gij hebt in het tusschen deze
beide dämmen afgesloten deel van Gihon s-vallei den langwerpig
Vierkanten vorm herkend van eenen uitgedroogden vijver. Dit
is de Birket-es-Sultan (de koningsvijver), waarschijnlijk de
vgemaakie vijver” nabij //Davids graven” van Neh. 111:16,
althans de oude construetie der zijwanden schijnt zulks aan te
duiden. In Jes. XXII: 9 wordt, naar het mij voorkomt, hier-
mede »de Onderste vijver” bedoeld in tegenstelling van | den
Oppersten vijver ” van hoofdst. V I I : 3. Het is er echter verre
van af, dat dit algemeen door de archeologen wordt erkend.
Waarom niet? dat zullen wij bij eene andere gelegenheid onder-
zöeken. Dr. u o b in s o n heeft in der tijd den vijver gemeten
en 592 voet voor zijne lengte bevonden bij eene breedte van
245 längs den N. en 275 längs den Z. rand, en bij eene diepte
van 45 voeten. De stadsmuur ligt ongeveer 100 voeten boven
den rand des vijvers. Längs de westzijde van dezen waterbak
loopt -de waterleiding, die Jeruzalem uit de groote vijvers nabij
Bethlehem van water voorzag, maar nu sedert lang onbruikbaar
is. Aan de N.zijde van den vijver is deze aquaduct over eene
brug van 9 bogen geleid naar den berg Zion, längs welks zui-
delijke helling zij eenen langen omweg. maakt naar het ZO.
o-edeelte der stad. Op deze brug is eene Arabische inscriptie,
die den Egyptischen Sultan m o h am m ed , den zoon van k e l a w o u n
(1 2 9 4 ,—1314 n. C.) als bouwmeester — dit zal wel hersteller
moeten zijn — vermeldt. Op den zuidelijken dam ziet men
eene fontein, in den Saraceenschen stijl gebouwd. De Onderste
vijver ontving oudtijds zijn water van den Oppersten vijver
door eene waterleiding, die den loop van het CrÄm-dalvolgde.
Doch dit alles ligt sedert eeuwen woest en verwoest, en het
is juist dezen verwoesten toestand, waardoor het zoo moeijelijk
is, zieh den vorigen staat van zaken voor te stellen. Ik heu
het evenwel geheel met Dr. k o b in s o n en w il s o n eens, dat er
om of nabij Jeruzalem geen andere vijvers bestaan, waarop de
beschrijving van den Oppersten en Ondersten vijver van j e s a ja
zoo wel past, als op de boven en beneden vijvers van Gihon.
Door //den watergang des oppersten vijvers, aan den hoogen
weg van het veld des vollers ” 1), hebben wij dan de leiding te
verstaan, waarmede het water van den boven- naar den beneden-
vijver werd afgebragt. Ook het groote werk van h iz k ia in
2 Kon. XX : 20 en 2 Krön. XXXII: 30, //hoe hij den vijver
en den watergang gemaakt heeft en de wateren van den op-
per uitgang van Gihon regt afgeleid heeft naar het westen der
stad d a v id s "’, wordt ons nu volkomen klaar. Als wij zoo aan-
stonds de stad ingekomen zijn längs Davids bürg, zullen wij,
vlak achter de woning van Bisschop g o b a t , h iz k ia ' s vijver
kunnen ziem Het is een langwerpig vierkante bak van 240
voet lengte bij 144 breedte, maar die zieh, blijkens opdelvin-
gen aldaar gedaan, .vroeger nog verder N.waarts heeft uitge-
strekts). Deze vijver wordt nog heden ten dage door den
watergang van h iz k ia gevoed, zoolang het door den regen in
den oppersten vijver vergaderde water staan blijft. Niet van
den regen echter, maar van de fonteinen op Gihons berg werd
de stad destijds van drinkwater voorzien. Dit waterwerk is
nu verbroken : men ziet geen spoor meer van de kanalen, die
het water van deze fonteinen in den oppersten vijver verzamel-
den ; desniettemin schijnt h iz k ia ’s arbeid geheel naar het groote
waterwerk van sa lom o te Bethlehem te zijn gevolgd, en de
toekomst zal ook hier bij het doen van uitgravingen welligt
nog veel te voorschijn brengen. Eene andere bedeeling over
Jeruzalem dan de tegenwoordige is daartoe echter noodig.
Wij hebben van den ZW.hoek der stad tot aan de Jaffapoort
1400 voet af te leggen, om onze wandeling ron dom den
muur te voltooijen en bevinden dan, als wij niet te lang op
sommige punten hebben stilgestaan, juist een uur er over ge-
wandeld te hebben; terwijl k o b in s o n ons berigt, dat de om-
trek van den muur, volgens de boven aangehaalde maten 12,978
Eng. voeten bedraagt. Het is dnidelijk, dat dit laatste ge-
deelte van den muur nagenoeg op dezelfde plaats staat, waar
de muur van de stad d a v id ’s heeft geloopen. De Gihonoallei
gaf eertijds zoowel als heden aan den muur zijne rigting, en
wat ook verwoest of verdreven möge zijn, de groote omtrekken
der dalen rondom Jeruzalem zijn niet veranderd. Nogtans is
het tevens duidelijk, dat wij aan deze zijde der stad niet den
1) Jes. XXXVI : 2. 2) K o b in so n , Bibi. Kesearches, vol. I. p. 487 etc.