Voor gister ochtend vroeg bragt ik nog een afscheidsbezoek aan
Bethanie. Gij weet, t is nu slechts een armoedig gehucht,
door de Arabieren naar l a z a r u s el-A.zirieh genoemd. In den
quasi grafkelder van l a z a e t js ging ik nog eenmaal met eene
brandende waskaars af 5 maar ook dit bezoek overtuigde mij niet
meer van de identiteit der wäre grafspelonk dan eene vroegere
exploratie. De ruinen van eenen toren wijst men hier voor het
huis van s im o n den melaatsche. Een ,vroom reiziger heeft
ergens de opmerking gemaakt, dat de overlevering altijd hoog-
ten en torens aanwijst voor hare heilige plaatsen, als wilde zij
de tegenstelling van het ootmoedige, nederige en geringe kleed
des Evangelies met hare praal- en pronkzucht te sterker doen
uitkomen.
Bij het naar huis keeren ging ik niet den weinig klimmenden
weg längs, om den voet des Olijfsbergs, maar het steile
pad op, dat ten ZO. tegen den Olijfberg opklimt. Hier ergens,
digt bij Bethanie, moet Beth-fage hebben gelegen, indien men
de berigten der oude pelgrims mag gelooven. In de reis van
Hertog A l e x a n d e r , Paltzgraaf en l o d e w i j k Graaf van Nassau
1495/96 wordt van dit dorp aldus gesproken: //So man
//denselben Berg (Olijfberg) hinab gehet, ist die Statt Beth-
nphagé" en j o h a n , Graaf van Solms 1483, spreekt van Beth-
fage als aan den voet des Olijfbergs gelegen, digt bij de kerk
St. Pelagia. Le t r e s d e v o t 1608 plaast Beth-fage ter regter-
hand liggende van het pad, als men half weg den berg opgaat
van Bethanie, hetwelk door d e b r u y n wordt bevestigd. Toen
ik s’avonds in mijne woning mijne boeken door bladerde, vond
ik dat Dr. o l i n werkelijk te dezer plaatse, dat is op eenen
naar het ZO. uitspringenden rüg-van den Olijfberg, de ruinen
van een dorp, of liever de fondamenten van woningen, en ook
een uitgehouwen grooten regenbak heeft teruggevonden. Wij
mögen dus Beth-fage hier veronderstellen. Deze piek is nog
geen volle 10 minuten gaans ten N. van Bethanie gelegen.
" Onlanga las de Eerw. heer v a l e n t in e r een stuk voor in onze litterarische ver-
gadering, waarin hij bewijst, dat de herg Zion zieh veel verder ten N. nitstrekt,
dan men tot hiertoe heeft gemeend; dat dien ten gevolge de citadel-torens bij de
Jaffa-poort niet met den Hippicus knnnen geidentiflceerd worden, evenmin als de
kerk van het H. Graf met Golgotha, en dat ook r o b in s o n ’s gevoelen over het
Tyropeon-dal geheel verkeerd is.” . . . . . »De Koning van Pruissen heeft ons het
volle gebrnik toegestaan eener bibliotheek, die hij in het Diaconessen-hnis aanlegt.”
Van dezen ochtendtoer te huis gekomen, vond ik eene uit-
noodiging van de familie c k a w f o r d , om hen naar het Klooster
van het heilige Jcruis te vergezellen, of zooals de Arabieren het
noemen Beir-Masalabeh. Het ligt oDgeveer 2 mijlen ten W.
van de stad in eene vallei, achter of ten W. van de breede
Befaim-vlahie. Met verscheidene vrieuden wandelden wij over
GihorCs heuvel en längs den Oppersten Vijver daarhenen; de
dames waren ons reeds, te paard of op ezels gezeten, voor uit
en sommigen volgden nog in het later gedeelte van den dag.
Het was een pie-nie, vol van al de vreugde, die Christelijke
vriendschap kan opleveren. Woonde ik te Jeruzalem, ’kzou
zeker menigmaal in de schaduw van de fraaije olijfboomen van
Beir-Masalabeh komen rüsten.
En wat heeft aan dit klooster den naam gegeven van het
heilige Jcruis ? De legende, dat hier door a b r a h a m een cypres-
senboom werd geplant, dien l o t zorgvuldig bevochtigde en s a -
l o m o omhieuw, om als een balk gebruikt te worden in den
tempel. Nogtans, hoe men dien balk ook wendde of keerde,
hij paste nergens en bleef alzoo weggeworpen op het veld lig-
gen. Doch ziet, p i l a t u s komt aan het bestuur, en de won-
dervolle balk moet door zijn bevel dienen als de kruisbalk des
Heeren. In de kapel van het klooster ziet men deze legende
met bonte kleuren, maar groven kwast, herhaaldelijk afgeschil-
derd. Wij werden er door een der twee monniken, die het
massieve gebouw bewonen, rondgeleid; bewönderden het fraaije
vloermozaik der kapel en werden daarna eene dünne waskaars
in de hand gestopt, waarmede wij den monnik volgden onder
het hoogaltaar. En wat denkt gij zagen wij daar? Het gat»
waarin de mirakuleuze cypressenboom had gestaan!
Had de tijd het mij vergund, ik zou bij die gelegenheid ook
nog de Bozenvallei en het Klooster van s t . J o h a n n e s in de woe-
stijn bezocht hebben, dat ongeveer zoo ver ten W. van Beir-
Masalabeh ligt, als dit ten W. van Jeruzalem. Doch ik moest
vroegtijdig weer in de stad zijn om nog eenige schikkingen te
maken voor de afreis. Gij herinnert u, dat ik zonder bediende
werd gelaten, niet waar? Eerst heden heb ik een anderen ge-
kregen, en alles behalve een vluggen knaap. Maar ik vond geene
keus en moest mij nu wel met hem behelpen, of ik wilde of niet.
Ook met muilezels ging het moeijelijk. Dank zij het groot
getal reizigers thans in Jeruzalem aanwezig, hebben de eige