Drie kwartier ten O. voorbij Kana wees ons eene klimmende
bergengte den weg N.waarts op. Hadden wij, het slingerpad
tusschen de digte struiken halverwege opgeklommen zijnde, links
om geslagen, wij zouden ons weldra op de rots van Jotapata
hebben bevonden. De körte tijd en de lange nog voor mij lig-
gende reis vergunde mij echter deze afwijking niet. Het ging
daarom N.waarts af in eene bergkom, zoo liefelijk en schilder-
achtig als het oog slechts kan begeeren! Hier liggen ''Arrabeh
en Sachnin met hunne oude overblijfselen te midden van graan-
akkers, olijftuinen, boomgaarden van granaatappels, abrikozen
en andere vruchten, en omgeven van donkerkleurig eikenbosch,
waartusschen zieh hier en daar de zware trosvormige takken
van den garoub verheffen. Mijne voorgangers hebben deze dor-
pen reeds voor het Araba en Sogane van jöz;ephus verklaard *).
Een weinig voorbij Arrabeh opent zieh het schilderachtige
plein, hetwelk ik vroeger van de hoogte bij Ba'neh had over-
zien ( le Deel bl. 213). Ik had het thans in zijne noordooste-
lijke helft door te trekken, digt längs de bouwvallen van een
kasteel, uit den oorlog tusschen de Europesche Christenen en de
Saracenen afkomstig. Het wordt thans Beir-Hannah (d. i. het
klooster van Johannes) geheeten. De groote weg van ’AkJca
naar Bamascus was in deze vlakte ons pad. Ware de dag niet
zoo buitengemeen drukkend geweest, het zou een mijner aan-
genaamste reistogten zijn geweest. Yerbeeld u, dat het geheele
plein met eiken en andere boomen is begroeid, zoover als het
oog slechts reikt. Waarlijk men weet in Europa nog niet half,
welke schilderachtige en liefelijke plekjes Balestina bezit. Hoe
zoude ik allen, die belang in isbaSl’s land en het land van
isKAeVs Yerlosser, onzen Heer jezus christüs, stellen, willen
toeroepen: // Komt en ziet!”
Door de bekoorlijke wadi Sellameh, met hare fontein en de
beek die längs de ruine Sellameh, het oude Selame van j o z e p h u s ,
vloeit, steeg ons pad naar eene hooger gelegene vlakte aan den
ZO. voet van den boschrijken Bjebel-Bjermak. Het is hier, dat
Kefr- Anan en Ferathi zijn gelegen. Zoodra men het laatst-
genoemde dorp voorbij is, stijgt het slingerende bergpad steil
omhoog. Het geheele zuidelijke Galilea begint zieh nu te ver-
1) S chultz hield Arrabeh voor Oabara. Dit is eene dwaling. Zie eitt er’s
Erdkunde.
toonen, met al zijne vlakten en bergen, bosschen en dorpen,
met den Tabor en het digtbij gelegen meer van Tiberias. Trekt
men dezen berg over in het namiddag uur, wanneer de dalende
zon het landschap met langwerpige schaduwen teekent, dan weet
ik niet, welke reisroute men zou kunnen volgen zoo rijk in
heerlijke en tevens afwisselende gezigten als die van Nazareth
naar Safed. Daarbij rijdt men als door eenen nimmer eindigenden
tuin; de struiken en boomen zijn er vele en van velerlei soort,
terwijl de lucht met den balsemgeur der bloemen is vervuld.
Ware mijn muilezeldrijver wat oplettender geweest, wij zouden
Safed tegen 5 ure in den namiddag hebben bereikt. Reeds
zag ik de wijd uitgespreide stad, op den hoogen bergtop tegen
over mij liggen. Nog een half uur dacht ik, en wij zijn er.
Maar ja wel! Een verkeerd pad bragt ons eerst een goed eind
van den weg naar Safed af; toen voerde de mukhari ons door
het ongebaande, waar wij weihaast in de korenvelden vastraak-
ten. Yoorbijgangers hielpen ons; maar het was te laat. om
Safed te bereiken moesten wij in eene vallei afdalen, zoo eng
en zoo diep, dat het haar mij te berge zou gerezen hebben,
indien dit de eerste maal in mijn leven geweest wäre, dat ik
zulk eenen afgrond had integaan. Hoe wij het bed van den
bergstroom bereikten daar beneden in de diepte, weet ik met,
en hoe wij tegen de schier loodregte rotswanden aan de over-
zijde weder zijn opgeklouterd, weet ik evenmin; maar wij kwa-
men er eindelijk en dit was genoeg. Maar zie eens, wat ons dit
dwalen kostte: het was half acht toen, wij de tent onder eenen
hagedoornboom te Safed opsloegen! Nogtans leerde ik er een
der merkwaardigste valleijen door kennen van geheel Galilea.
Eene vegetatie zoo rijk, eene natuur zoo prächtig als die van
de diepe bergkloof, waardoor wij ons eenen weg hadden moeten
bauen, daarvan . kan men zieh geen denkbeeid vormen zonder
het met eigen oogen te hebben aanschouwd.
Gij zijt mijn vriend ! in Safed geen vreemdeling meer. Rei-
zicrers en compilateurs hebben u in hunne boeken de stad reeds
uitvoerig en bij herhaling beschreven. Herinner u dan den
3000 voet I) hoogen berg met zijne verschillende groepen huizen,
die als zoovele afdeelingen of wijlcen tegen de hellingen
liggen verspreid, en die, door de witte kleur ■ der zachte kalk