geweest. De oudste inwoners des lands hebben waarschijnlijk
in natuurlijke spelonken gewoond. Eene stad uit spelonken
bestaande, die door kunst zijn bijgehouwen, verbeterd en ver-
fraaid, moet dus tot hooge oudheid opklimmen.
Baalbek's reusaehtige tempelgebouwen komen in bet gezigt,
wanneer men het dorp Ta:ibeh voorbij is. De steengroeven in
de rotsen links en regts verhalen ons nu, dat hier de bouw-
materialen voor den tempel werden bearbeid. Nog een steen
is er, die overtollig scbijnt geweest te zijn en dus bij de steen-
groef is blijven liggen, na reeds den laatsten bamerslag van de
hand des arbeiders ontvangen te hebben. Reizigers, die den
steen hebben gemeten, verhalen ons dat hij 64 voet lengte heeft.
De tempel van Baalbek ligt een half uur verder.
Kunstgewrochten gelijk die van Baalbek, waarover boekdeelen
zijn volgeschreven, welker afbeeldingen ons reeds door penseel
en daguerreotype zijn gemeenzaam geworden, heb ik niet meer
te beschrijven. Mögt ons aan de kennis dezer oudheden nog
iets ontbreken, dan kunnen wij ons, gerust stellen met het
vooruitzigt er spoedig meer van te zullen vernemen. Baalbek is
eene dier plaatsen, die weinig reizigers in het Heilige Land
onbezocht laten. De muren en kolommen zijn er reeds vol
cregraveerd met namen van bezoekers. Terwijl ik hier aan den
oostkant van den tempelmuur gekampeerd was, kwamenertwee
Engelsche reizigers aan, de een van eene groote daguerreotype
voorzien en de ander begaafd met uitstekende kunsttalenten,
om de prächtige en indrukwekkende ruinen met alle uitvoerig-
heid en naauwkeurigheid op het papier te brengen. Mij dunkt,
dat wij iets verdienstelijks van hunnen vereenigden arbeid hebben
te verwachten. Om u eenen algemeenen indruk van deze
bouwvallen te kunnen geven, heb ook ik mijn schetsboek met
twee gezigten van Haalbek aangevuld, die u de plaats voor-
stellen zoo als zij op eenen kleinen afstand wordt gezien. Voorts
dwaalde ik den geheelen namiddag in de ruinen rond. Geen
plekje was er, dat ik niet bezocht, geen plekje waar ik niet
met verbazing werd vervuld! Wei mag men zieh vragen: zijn
het menschenhanden, die deze ontzaggelijke gebouwen hebben
opgerigtp Zijn het menschenhanden, die deze reusaehtige stee-
nen tot boven op de kapitelen der hooge pilaren hebben om-
hoog gevoerd? Zijn het menschenhanden, die al dit uitvoerige
beeldhouwwerk hebben geärbeid? Welke menschenhanden zijn
het dan geweest? Welke arbeiders waren tot zooveel stouts
en zooveel prachtigs tevens bekwaam ? Nogtans men staat te
midden van Baalbeks bouwvallen niet over de grootheid of de
pracht der tempelgebouwen alleen verbaasd. Ontzetting bevangt
den reiziger bij het gezigt, hoe die zware steenen en ontzaggelijke
kolommen zijn ter nedergeworpen. Het werk van vele
lange jaren, de vrucht van het zweet en bloed van duizenden
werd door eenen wenk van ’s h e e r e n hand verbroken! Wie is
er, die niet met huivering wordt bevangen bij de gedachte aan
de aardschuddingen, die deu afgodstempel van Baalbek hebben
ter neder gesmeten? Wie is er, die, in het midden dezer puin-
hoopen staande, niet sidderen moet bij de herinnering van het
woord: //Het huis der hoovaardigen zal de h e e r afrukken” !)
— afrukken? — ja afrukken!
Van Baalbek met zijne ruinen, Leontes-brouu&a en boomgaar-
den, nam ik den volgenden dag de reis aan naar Hermel, een
togt die mij ruim twaalf uren in het zadel hield. Ik kreeg
door deze reis eenen duidelijken indruk van de B'kad, aan welks
noorder einde het dorp Hermel is gelegen. De B'kad, of gelijk
de Schrift de vlakte noemt: a het dal van den Libanon,” had
ik nu op onderscheidene punten bezocht: aan het zuidelijk einde
waar het zieh tot eenen naauwen geul verengt tusschen den
Libanon en eenen bergrug, die tusschen den Libanon en Anti-
libanon gelegen is, vormende aldus eene vallei aan den voet
des Anti-libanons parallel met het Leontes-dal, dezelfde vallei
die wij vroeger bij Hasbeiya als wadi-et-Teim hebben leeren
kennen; te Kamid-el-Lauz waar de B'kad zieh aanmerkelijk
verbreedt en de wadi-et-Teim met hare noordelijke verlenging
ophoudt; te Baalbek het middelpunt der Coelo-Syrische vlakte;
en ten laatste te Hermel waar het dal in eene wijduitgestrekte
vlakte eindigt, terwijl de Anti-libmon naar het Oosten en de
Libanon naar het Westen ombuigen. Deze laatstgenoemde vlakte
is wegens de door haar stroomende Orontes, en wegens eenige
daarin gelegene plaatsen als Ribla, Bmessa, [Horns) Hamath,
enz. beroemd. Zulk eene langgestrekte en hooggelegene vallei
als de B'kad is uit een physisch oogpunt zeer opmerkenswaar-
dig De B'kad schijnt niet ver ten N. van Baalbek haar hoogste
punt te hebben. Hier althans scheiden zieh de wateren der