bestaan eener stad van dien naam schijnt eerst in de laatste
eeuw door de reizigers vergeten te zijn geworden, ofschoon de
inwoners van Beit-djala de overlevering van het onde Rama
nog hebben behouden. C o r n e l iu s d e b r u in *), van r a c h e l s -
Graf gewagende, zegt onder anderen : // Hieromtrent” — ten
ZW. van het grafteeken, op ongeveer 450 of 500 eilen afstand —
//vindt men eene menigte van zware steenen en oude grond-
//vesten van gebouwen, van welke de lieden des lands zeggen,
" dat ze overblijfselen zijn van de oude stad Rama” (Jer. XXXI :
15). Gewis oude zware steenen liggen dáár en ook grondves-
ten; dat hier een vlek geweest is, valt niet te betwijfelen en
evenmin dat, indien dit vlek Rama heette, de profetie van
j e r e m ía , waarop m a t t h e u s terugwijst (Hoofdst. 11:17, 18),
lokaal geheel wordt opgehelderd. Doch dat dit hetzelfde Rama
zou zijn, van Avaar s a u l des morgens sa m u e l verliet (1 Sam.
X . 2 ) is met de te groote nahijheid van r a c h e l s -GVæ/ ’ onbe-
staanbaar. Nemen wij daarentegen er-Rameh, ruim % uurs ten
N. van Hebron voor het Rama aan van 1 Sam. 1 :1 , dan worden
alle zwarigheden opgelost; of laat ik het lie ver anders uitdruk-
ken : de ligging van er-Rameh bij Hebron beantwoordt geheel
aan de eischen der Schrift voor Rama in het land van Zuf, in
het gebergte Bfralha. De afstand van er-Rameh tot Bethlehem
is ruim 4 uren. Naar onze wijze van gebergten te noe-
men, meestal naar hunne hoogste punten, zouden wij zeggen er-
Rameh ligt in het gebergte van Hebron; maar de Schrift noemt
het hart van Judea s gebergte naar Bfratha, om de gewigtige
personen, die aan het kleine vlek vermaardheid hebben gegeven.
Een uur ten ZO. van Hebron ligt Z i f het oude Z if van
Joz. XV: 55, op eenen afstand van 1% uur van er-Rameh,
een afstand niet te groot, om de veronderstelling te regtvaar-
digen, dat Z if door z u f , sa m u e l ’s voorvader gesticht, aan de
landstreek ten NO. van Hebron, den naam gaf van //het land
//van Zuf\ waardoor Rama dan ook met alle juistheid kon
heeten Ramathaim Zofim, of Rama in het land van Zuf. g
Naar dit Rama dan keerde sa m u e l weder, na den afloop
zijner jaarlijksche omgangen naar Bethel, Gilgal en Mizpa.
//Daar was zijn huis (1 Sam. VII: 16, 17) en daar rigtte hij
Israël; en hij bouwde aldaar den h e e r een altaar.”
l) Bl. 279.
— 87 —
Daarna treedt het IX^e hoofdstuk op met sa u l ’s zoeken naar
de ezelinnen zijns vaders. S a u l ’s stad was Gibea (1 Sam.
XI : 4 enz.) ongeveer 3 uren NNO. van Jeruzalem. Van daar
ging s a u l door het gebergte Bfraim (dat is woordelijk, want
er is geen reden om het anders te verstaan,. gelijk er reden«
toe is in 1 Sam. 1 :1) ; doch zijn zoeken was vergeefsch. Hij,
schijnt zieh dus zuidwaarts omgekeerd te hebben, welligt door
de grazige lagere bergen tusschen Silo en de Jordaan-Yallei; de
Schrift noemt de landstreek Salisa en Sahalim, totdat hij weder
in het erfdeel van j e m in i kwam, Maar alles was vrucli-
teloos. S a u l geeft den moed nog niet op; hij gaat thans de
zuiderlandstreek in, tot dat hij'nabij. Rama (in het [and van
^ uf ) gekomen, zijn’ jongen herinnert,. dat zijn vader welligt
bij hun lang uitblijven meer over hen dan over de ezelinnen
bekommerd zal worden. Daar valt s a u l ’s jongen echter te
binnen, dat in deze stad de Godsman sa m u e l woont t Hij
zal raad kunnen geven. /'•Uw woord is goed,” zegt s a u l ,
n kom laat ons gaan.” Zij gaan den heuvel op (er-Rameh is
op een heuvel gelegen); onderweg ontmoeten zij, maagden, die
uitgaan om water te putten. (W o l c o t t merkt op, dat hij..
slechts een grooten regenbak in de rots vend uitgehouwen en
nog twee andere kleine uitgravingen, die regenbakken hebben
kunnen zijn, waaruit blijkt dat het drinkwater der stad uit
fonteinen of bronnen werd gehaald van buiten af). Zij vragen:
//is de ziener hier? en het antwoord is : //ziet hij is voor uw
aangezigt ; haast u nu, want hij is heden in de stad gekomen”—
daar hij dikwijls wegens zijne omgangen afwezig is — //dewijl
het volk heden eene offerande heeft op de hoogte.” S a u l is
dien dag sa m u e l ’s bijzondere gast. De koninklijke zalving
heeft den volgenden ochtend plaats //aan het einde der stad.”
Daarna laat sa m u e l den jongeling gaan en wij st hem eenen
weg aan, längs r a c h e l s -Graf en Blon Tabor (welligt een
vlek op den OHjfberg, die heden ten dage door de Arabieren
nog JJjebel-et-Tour, dat is Tabor wordt geheeten) waar hem
mannen zullen ontmoeten, die opgaan naar Bethel, en voorts
naar den heuvel Gods (fMizpaf) waar der Pilistijnen bezettin-
gen zijn. Het is onmogelijk, dezen weg anders te nemen,
dan in eene rigting van het zuiden naar het noorden. Ramds
ligging wordt daarmede beslist. E o b in s o n heeft Ramathaïm-
Zofim, in Soba een dorp ongeveer 2 uren in het W. t. N. van