Nain naderde, //ziet daar, een doode werd uitgedragen, die
een eeniggeboren zoon zijner moeder was, en zij was weduwe,
en eene groote schare van de stad was met haar. //En de Heer,
haar ziende., werd innerlijk met ontferming over haar bewogen,
en zeide tot haar: Ween niet. En Hij ging toe, en raakte de
baar aan; (de dragers nu stonden stil) en Hij zeide: Jongeling,
ik zeg u sta op! En de doode zat over einde, en begon te
spreken. En Hij gaf hem aan zijne moeder. En vreeze beving
hen allen en zij verheerlijkten God” 1).
Een kwartier slechts kon ik mij om de lange dagreis te
N lin ophouden; maar het was een kwartier van hartopbeuren-
rende herinnering en van blijde opheffing der ziel tot Hem,
wiens ontfermingen heden dezelfden zijn als 18 eeuwen geleden
aan Nain's poort. Daarna reed ik naar het ruim een uur van
hier ten NO. gelegene, maar door tusschengelegen hoogten
verborgene Endor. Endor is tegenwoordig aanzienlijker dan
Nain. Het ligt tegen de helling van den berg, even als Nain;
maar de rots, waarop het is gebouwd, is door de natuur geheel
en al uitgehold en vertoont eenen schakel van spelonken, wier
donkere holligheden de tooveres van satjl’s dagen onwillekeu-
rig voor den geest roepen. ’t l s als of de geest der duisternis
deze plaats had toebereid voor haar, die het duistere werk harer
duivelskunstenarijen slechts in het verborgen kan verrigten. In
weerwil van het vreedzame aanzien, dat deze spelonken tegenwoordig
hebben, daar zij tot kemelstallen worden gebezigd, kon
ik eene zekere hnivering niet onderdrukken bij de gedachte aan
den van God verlaten koning, toen hij däär op den grond lag
voor den geest van samuel, terwijl hem het kille angstzweet
längs het voorhoofd tappelde!
Van Endor trok ik nogmaals de Groote vlakte over, ditmaal
terug naar Eeböuri, om van daar längs het eenig bestaande
voetpad den Tabor te beklimmen. Ik had, gelijk alle andere
reizigers, voor dezen klim een uur tijds noodig, tusschen ruige
eiken struiken en over gladde rotsbrokken, waar ik menigmaal
vreesde, dat mijn paard de beenen zou breken. Op den bree-
den top, eene vlakte van omstreeks i uurs in den omtrek,
bevindt men zieh in eene wildernis van boomen en struiken.
Daartusschen liggen de rui'nen van de versterkte stad Tabor
of Itabyrion, waarvan j o s e p h u s melding maakt. Ik trof in
deze bouwvallen een paar Russische monniken aan, die hier
als kluizenaars hunne dagen eindigen. Wat deze monniken ook
mögen missen, zij genieten op den top van den Tabor eene
bij uitnemendheid verkwikkende en gezonde lucht, goed water,
een goeden grond, dien zij bebouwen met graan, verkoelende
schaduw onder het geboomte, beveiliging voor wind en weder
in de bouwvallen, bloemen en struiken in menigte, vooral de
myrthe, vogelgezang om oor en hart te .streelen en te verlustigen
, en voorts de heerlijkste vergezigtpn, die het oog met
mogelijkheid kan aanschouwen. De MiddellandscJie zee en de Zee
van Galilea, de vlakten van Esdralon en Zebuion, Noord- en
Zuidelijk Galilea, Karmel, Hermon, de bergen van Samaria en
die ten O. van den Jordaan, wat is van dezen heerlijken berg
niet te zien?
En verbeeld u eens, het was juist Hemelvaartsdag, toen ik
mij op dit merkwaardige plekje bevond! Mij dunlct, ik hoor u
zeggen: Wat zou ik wel hebben willen geven om bij u geweest
te zijn! Doch lieve vriend! misgun mij het genoten Voorregt
niet; want ook hier was het geen feestvieren in werkelooze be-
spiegelingen, goed en vroom als zulk een mediteren op zichzelf
wezen möge; integendeel, terwijl ik den Tabor opreed, had ik
geen kleinen strijd om mijnen geest te buigen tot.een gewillig en
gehoorzaam volgen in den weg van pligt, waarin ik mij bevond,
dat wil zeggen, tot het aanwenden van al mijne krachten voor
eene goede opname van het land, zelfs met ter zijde Stelling
van het genot van zulke overdenkingen, als waartoe de plaatsen,
die ik bezocht, aanleiding geven. Mijn tijd was kort; ik had
een van beiden te kiezen, van Tabor s top eene piek van over-
denking en gebed te maken, of een observatiepunt voor hoek-
metingen. Het eerste was vol genot voor mij zelven ; het laatste
beloofde nuttig te zijn voor anderen. De weg van pligt was
was dus duidelijk en ik volgde dien, vertrouwende dat de
h e e b mij in dezen weg, naar Zijne belofte zou verblijden door
de vertroosting van Zijnen Heiligen Geest, onafhankelijk van
oord of plaats. Op het hoogste punt des bergs dan, een brok
van eenen muur op den oostpunt van den top, stelde ik mijn
instrument op. Ik kon daar tamelijk wel over het omringende
geboomte heen zien en werd door een’ der Russische monniken
geholpen in de namen der van hier zigtbare dorpen.