steen, waarvan zij zijn gebouwd, sterk uitkomen tegen het don-
kere groen der omringende olijf-, vijgen- en granaatappelboo-
men. Herinner u ook den bomvval van het kasteel op den top
des bergs, van waar men dat heerlijke panorama van het zui-
delijk Galilea en de zee van Gennesareth og eniel — een ose zisort
hetwelk ik heden morgen vroeg heb geschetst op het oogenblik,
dat de zon boven de Hhauran-bergen verrees. Komt gij ooit
te Safed, verzuim dan vooral niet, de kasteel-hoogte te be-
klimmen; de onbeschrijfelijk fraaije gezigten van dit punt zullen
u de moeite ruim beloonen. Bekend als gij dan zijt met
de beschrijvingen van Safed, herinnert gij u oolc de vreese-
lijke aardbeving van den 1 Januarij 1837, waarvan ons door
de pen van den zendeling T h o m s o n zulk eene treffende en hartroerende
voorstelling is gegeven l). Zooveel duizenden in een
oogenblik des tijds onder bergen van puin begraven! // Onder
//degenen, die de ramp hebben overl'eefd, is een man, die ons
" dikwijls zijn verlangen lieeft te kennen gegeven, met ons
//(de zendelingen) in blijvende gemeenschap te zijn” — zoo
eindigt T h o m s o n zijn relaas — // hij meldde zieh een jaar ge-
//leden bij ons aan, om zijn’ zoon op onze school te plaatsen;
//doch de knaap was toen nog te jong. Toen ik van Beyröut
//herwaarts kwam om hulp te verleenen aan de overgeblevene
//ongelukkigen, dacht ik, dat het best zou zijn den jongeling,
//iridien hij gespaard mogt zijn gebleven, meé te brengen als
// ik terug reed; maar helaas! de bedroefde vader beweent thans
//niet alleen zijnen dood, maar ook den dood zijner moeder en
// van al zijne andere familieleden, met uitzondering slechts van
//eén eenig jeugdig kind.”
Buim 15 jaren zijn sedert dien noodlottigen dag verloopen.
De puinhoopen zijn van de straten weggeruimd. De huizen,
die verpletterd waren, zijn weder opgebouwd. De tuinen en
akkers, waar de roofvogels en de wolven elkander het bloedige
overschot der verminkte slagtoffers betwistten, brengen weder
ooft en tarwe voort gelijk weleer. De uitgestorven huisgezin-
nen zijn door andere, nieuwe emigranten, Joden uit Busland,
Polen, Duitschland en elders vervangen, en Safed, dat, gelijk
T h o m s o n het zoo eigenaardig uitdrukt a was en niet meer was”
1) Zie Missionary herald. Boston. Nov. 1837 vol. XXXIII. N°. I I , of Robinson’s
Bibl. Res. vol. II I. p . 821 etc. 471 etc.
Safed is weder, Safed is nog eens eene der voornaamste steden
van Galilea, gelijk in de dagen der Kruisvaarders en Saracenen.
De ramp van Safed is vergeten.
Yergeten? Yergeten? Neen niet vergeten,. verre van
vergeten! In //de boeken Gods,” daar boven, staat het alles
opgeteekend, met ieders oordeel naar den staat, waarin hem de
dood op dien vreeselijken morgen heeft aangetroffen. Maar ook
hier beneden is Safed's ramp nog niet vergeten. Naauwelijks
had ik dezen morgen mijn ontbijt geeindigd, of een oud man
bezocht mij aan mijne tent, mij vriendelijk toesprekende in de
Engelsche taal. Ik begreep terstond, dat hij met zendelingen
moest hebben omgegaan, die hem deze taal hadden geleerd.
Een jongeling, zijn zoön, was aan zijne zijde; ook deze sta-
merde eenige woorden gebrekkig Engelsch, genoeg evenwel om
zieh te doen verstaan. Mijn zakbijbel lag geöpend nevens mij
en werd weldra het onderwerp van ons gesprek. De oude d a -
n o u s k i e x a m (zoo is zijn naam) sprak met mij als iemand, die
door God door diepe wateren is geleid geworden en gebragt
tot de erkenning van zijnen verloren staat en tot het geloovig
aannemen van j e z u s c h r i s t ü s , Gods Zoon, als zijne volkomene
verlossing en geregtigheid. Yan onderscheiden zendelingen had
hij in vroegere jaren te Jeruzalem de boodschap des heils ver-
nomen. Doch in zijn hart had de ploeg diep te werken, om
de steenachtige plaatsen weg te ruimen. Hij zette zieh te Safe
d neder. Yrolijk en blijde rees de zon iederen morgen boven
zijn hoofd; zijne huisvrouw en zijne kinderen waren het geluk
zijns levens; zijn huis scheen voor altijd bevestigd. Gewoon
iederen morgen bij het aanbreken van den dag naar den akker
te gaan of naar zijne tuinen, was hij ook den 1. Januarij 1837
met een hart vol levensvreugde uitgegaan, en de zon begroette
hem als gisteren en eergisteren met haar vriendelijk licht. Daar
schudt op eens de aarde met eenen geweldigen schok! De
grond beeft en slingert heen en weder! De steenrotsen scheu-
ren; de afgrond dreunt en dondert met dof doch onheilspellend
gerommel; de aarde splijt en scheurt, rijst op en daalt neder,
verplaatst zieh regts en links en doet het bloed van schrik in
de aderen stollen. De berg van Safed schudt zijne woningen
af, gelijk een vijgeboom in het najaar zijne bladeren. Wie
op de been is, ijlt den berg af naar beneden en zoekt zieh door
de vlugt te redden. Maar het is te laat. Meer dan 6000