Nafthali en Zebulon*) kunnen wij niet anders zoeken dan aan
de NW. zij de van de Galilesche zee. Waarom dan nog een
oogenblik te twijfelen aan de identiteit der ruinen Tel-Hum,
welke te dier plaatse worden gevonden, daar reeds in bet Arabische
Tel-Hum (den tel van Hum) het Romeinsche Caper of
Caphar-Nahum wordt weder gevonden? Driebonderd en meer
jaren geleden werd Tel-Hum algemeen door de pelgrims als
Kapernaüm herkend. De tegenwerpingen, die bet anders willen,
zijn eerst in onze dagen opgekomen.
Chorazin is aan meer onzekerheid onderworpen. Volgens Matth.
X I:'21 en Luk. X:13 meent men, dat het wonder der 5 broo-
den aldaar of althans nabij dit vlek zon hebben plaats gehad.
Is deze onderstelling jnist, dan zou Chorazin aan de O.zijde der
Jordaan moeten gezöcht worden, niet ver van Bethsaida-Julias.
Oude geleerden en pelgrims willen het zoo hebben, en er valt
weinig tegen hunne bewering in te brengen. Nogtans berigt ons
r i c h a r d s o n , dat hij op zijnen weg van Tel-Hum naar Safed
van eene ruine Kerdzeh hoorde, een unr ten NW.van Tel-Hum
in eene vallei gelegen, en Dr. k e i t h bevestigt de ligging en
den naam van dezen bouwval volkomen. Kerdzeh schijnt met
anders dan Chorazin te beteekenen. Maar de positie komt met
met de opgaven der kerkvaderen overeen. Ik vind geen genoeg-
zamen grand om een beslissend oordeel uit te brengen.
Tiberias hebben dezelfde kerkvaders ( e u s e b i u s en H i e r o n y m
u s ) met bet Oud-Testamentische Cimereth, Chinereth of Chi-
neroth,> dat in het Nieuwe Testament tot Gennesareth is ver-
anderd ?), -wiÜen' vergelijkenJ Doch deze identificatie is van
een //men zegt” vergezeld, betgeen nieuwere Bijbel-geographen
uit het oog schijnen te hebben verloren. Onze r e l a n d , h a lm a
en b a c h i e n e hebben de aandacht • hunner lezers reeds daarop
gevestigd, en uit j o s e p h u s aangetoond, dat Tiberias gebouwd
werd door h e r o d e s a n t i p a s , op eene plaats waar te voren
geene stad bestond, en dat het oord naar den toenmaligen kei-
zer T i b e r i u s is genoemd geworden. In de Schrift wordt van
Tiberias slechts eenmaal gewag gemaakt3) , door J o h a n n e s . ,
die ook de zee van Galilea, de zee van Tiberias noemt4). De
1 Jes. V I I I : 23 ; IX : 1. Matth. IV ; 15 ; IX : 9. Mark. 11 :1 4 . Luk.V:27-
2) Nam. XXXIV : 1 1 ; Deut. I l l : 17 ; Joz. X I I : 3 ; XIX : 35 ; 1 Kon. XV :
2 0 ; Matth. X IV : 34; Mark. V I : 53; lu k . V : 1 , enz.
3) Joh. V I : 23. 4) Joh. V I : I ; X X I! i .
lotgevallen van Tiberias van de dagen van j o s e p h u s af tot op
onzen tijd zijn reeds dikwijls beschreven geworden. Ik veron-
derstel dns, dat gij er mede zijt bekend, zoowel als met de
belangrijkheid dezer stad als eene zetelplaats van Joodsche ge-
leerdheid gedurende den middeleeuwschen tijd. Hare hoogeschool
en Synagogen zijn langzamerhand vermmderd en in onze dagen
tot een gering en onbeduidend overblijfsel weg gekwijnd. Tiberias
blijft met dat al onder de Joden als eene der vier heilige
steden van Palestina in hooge achting. Het reisverhaal der
Schotsche zendelingen van 1839 en dat van w i l s o n eenige
jaren later deelen ons eenige behartigenswaardige bijzonderheden
over de Joden van Tiberias mede. Ach! de puinhoopen der
door oorlog en aardbevingen verwoeste stad mögen wel als
beeldtenis strekken van hunnen tegenwoordigen staat. Tiberias
heeft omstreeks 2000 inwoners, waarvan bijna de helft Joden
zijn. De overigen zijn Moslems; Christenen zijn er slechts
enkelen.
Bij mijn rijden längs den oever der Galilesche zee trof het
mij, dat het strand overal met steenen is bedekt, meest lavabrokken
die door de schuring der golven zijn afgerond. Over
zulke eene laag van losse rol-steenen te wandelen is tamelijk
lästig. Ik kan niet denken, dat de Schrift op deze plaatsen
doelt, als zij ons den Heer j e z u s voorstelt als //wandelende
längs de zee T) ,” toen hij p e t r u s . en a n d r e a s en de zonen
van z e b e d e u s riep tot het Apostelschap. Yergelijken wij de
opgaven der Evangelisten met elkander, dan blijkt ons, dat de
Heer bij die gelegenheid ergens omstreeks Bethsaiäa längs den
oever wandelde en wel N. waarts opgaande naar Capernaüm;
want volgens Joh. 1: 45 en X I I : 21 zien wij, dat p e t r u s en
a n d r e a s van Bethsaida waren; en volgens Markus I:19vond
de1 Heer een weinig verder j a k o b u s en J o h a n n e s in het schip
hunne netten vermakende, terwijl er vers 21 onmiddellijk opvolgt:
//En zij kwamen binnen Kapernaümr Welnu, het is
juist tusschen Medjdel en Chdn^Menieh (Magdala en Beth-
saida) , dat de eenige zandstrook längs den geheelen wester-
oever wordt gevonden, eene plaats allezins geschikt niet alleen,
maar zelfs uitlokkend voor eene wandeling längs het water.
Ik geloof dus de veronderstelling niet te gewaagd, dat het te