verhevenheid in het midden der B'kad, van waar men naar het
N. en Z. eene groote streek lands overziet. Reeds op 5 uren
afstand van Hermel had ik den vorigen dag dit monument ge-
zien. Hadde ik niet geweten, dat het de Kamod-Hermel was,
ik zou het toen voor eenen toren gehouden hebben. De Kamod-
Hermel heeft ook werkelijk veel overeenkomst met den vorm
van eenen toren. Twee vierhoekige stukken verheffen zieh boven
elkander en worden door een derde stuk in den vorm eener
pyramide gedekt, terwijl het geheel op een drie-trappig voetstuk
rust en alzoo eene hoogte heeft van circa 80 voeten. Het
onderste der beide vierhoekige stukken is 30 voet breed en even
zoo lang. Hoe het monument met pilasters en randen is ver-
sierd, hoe op het onderstuk hertebeesten en andere dieren en
voorts allerlei jagtgereedschap is uitgehouwen en relief, hoe het
massieve stuk van groote gehouwen steenen is gebouwd, maar
thans aan eene zijde afgestort, dit zult gij alles uit mijne
schetsen kunnen zien, die ik van de Kamod-Hermel heb ge-
maakt. De groote kwestie is nu, door welken bouwmeester en
tot welk doel is dit vreemdsoortige monument gebouwd? Mr.
Thomson doet de vraag , of nebtjkadnezar het kan hebben
opgerigt ter herinnering aan zijne overwinning? Of kunnen
het de Seleuciden gebouwd hebben, die bekend waren als groote
liefhebbers van de jagt? Ik laat het aan deskundigen ten on-
derzoek over. Mijne taak, die van het gebouw te bezoeken,
geographisch te bepalen en er getrouwe schetsen van te maken,
heb ik volbragt.
Belangrijk waren mij de korte uren, die ik aan het bezoek
der Kamod-Hermel wijdde. Ik kreeg van hier een duidelijk
denkbeeld van de meening dier veel betwiste Bijbel-uitdruk-
king : // de ingang van Hamath ". Hamath ligt wel is waar
nog eenen goeden afstand noordelijker ; maar de geheele noor-
dervlakte, die men van het monument overziet, werd het //land
van Hamath", naar Hamath, de hoofdplaats genoemd2). Een
//ingang ” vormen de Libanon- en Anti-libanon-schakels te dezer
plaats in den eigenlijksten zin des woords. Bij de Kamoa-
Hermel treedt men inderdaad eene nieuwe landstreek in ; dit
punt is de natuurlijke poort van het hooge plateau van Coelo-
Syrie met hare reusaehtige bergmuren. De Libanon en Anti-
Ubanon kunnen hieromstreeks gezegd worden te beginnen. Wie
hier binnen komt, reist tusschen hunne sneeuwkruinen voort,
tot dat hij de bronnen van den Jordaan en de grensstad Ban
heeft bereikt. Tot aan den //ingang van Hamath" was het
land aan Israel toegewezen. Slechts körten tijd echter hebben
zij zieh in het bezit van zulk een uitgestrekt gebied gehand-
haafd: eens zien wij Israels grenzen zöö ver ten N. uitgebreid
onder s a l o m o ’s heerschappij, en eens onder die van j e r o b e a m ,
den zoon van j o a s , koning van Israel. Nog eens zal het,
naar e z b c h ic l ’s woord, vernomen worden, dat de landpale Israels
aan het noorden zal zijn //de ingang van Hamath”; en
neem ik de verschillende Schriftuurplaatsen te zamen, die van
deze noordergrens gewag maken ■*■), dan meen ik eene denk-
beeldige lijn van den berg Cassius aan de kust längs den
noordervoet des Libanons naar den ingang van de B'kad bij
de Kamod-Hermel als de bedoelde //landpale” te moeten be-
schouwen.
Een uur ten Z. van de Kamod-Hermel is de plaats, waar de
Orontes uit hare rijke aderen ontspringt. Reeds veel vroeger,
dat is veel veTder ten zuiden, beginnen de wateren der Orontes
te stroomen. Yerschillende kleine beken vloeijen langzamer-
hand tot eene groote te zamen, die, onder den naam van Nahr-
F iki, in eene diepe rotsgeul de hoofdfontein der rivier voorbij-
stroomt. Steil en ijzingwekkend zijn hier de rotswanden; op
sommige plaatsen zelfs ongenaakbaar. Een gevaarlijk pad, meer
voor klipgeiten geschikt dan voor menschen, had ik te volgen
om beneden aan den voet der rotsen te komen. Is men tot
in deze diepte afgedaald, dan ziet men aan de O.zijde der berg-
geul eene holte, die door zware platanen is overschaduwd: hoog
struikgewas schijnt de piek ongenaakbaar te maken; doch een
oog, met zulke ruigten gemeenzaam, ontdekt weldra een kron-
kelpad, en ziet ook dat de donkergroene wilde vijgenboomen en
de daartusschen geslingerde wijnstok-festoenen geen voortbreng-
selen zijn van eene natuur, waaraan de hand des menschen
vreemd is gebleven. In dit liefelijke plekje is eene diepe wa-
terkom, stil en zonder beweging, maar donker blaauw en hel-
der van kleur, overstroomend naar alle zijden door den rijken
1) Num. XXXIV: 8; Joh. X I I I : 5; Rigt. 1 1 1 :3 ; 1 Kon. V I I I : 65; 2 Kon.
XIV: 25; 2 Krön. V II: 8; Ez. XXXXVII:16, 17, 20.